Internetreuzen als Google en Facebook moeten voorlopig geen bijkomende Europese belastingen meer vrezen. De zogenaamde digitaks is tijdens de maandelijkse vergadering van de Europese ministers van Financiën definitief afgevoerd. Omdat enkele landen dwarslagen, was geen (vereiste) unanimiteit te vinden.
Ondanks dat er maanden over gepalaverd werd, konden de verschillende Europese landen het niets eens worden over de ‘digitaks’. Roemenië, dat momenteel de EU-voorzitter is, zal de belasting voorlopig dan ook niet meer op de agenda zetten.
Het plan om een speciale digitale belasting in te voeren, gaat al een tijd mee. De EU vindt dat de grote internetbedrijven te veel verdienen aan de Europese burgers, maar dat ze op die winsten amper belast worden. Een handvol landen waar veel internetbedrijven hun Europees hoofdkwartier hebben (Ierland en Luxemburg) zagen de taks niet zitten. Ook Duitsland was maar een koele minnaar.
Het plan dat nu werd afgeschoten, was al een afgeslankte versie van een eerder voorstel voor een digitale taks. Aanvankelijk had Europees commissaris voor Economische en Monetaire Zaken Pierre Moscovici een taks van drie procent voorgesteld op advertentie-inkomsten, de verkoop van data en activiteiten op online-platformen. Die zou moeten worden betaald door de ongeveer 180 bedrijven met een wereldwijde omzet van minstens 750 miljoen euro en een Europese omzet van meer dan vijftig miljoen euro.
Toch is het idee voor een tech-belasting nog niet dood. De onderhandelingen gaan verder op OESO-niveau (36 landen). Volgens de Roemeense minister van Financiën, Eugene Teodorovici, zal de EU de gesprekken over een digitaks nieuw leven inblazen als er tegen 2020 nog steeds geen akkoord is. Tegelijk bereiden Frankrijk, Italië, Spanje en Groot-Brittannië eigen plannen voor om een digitale belasting in te voeren.