Wie een put graaft voor een ander, zit nooit zonder werk. Dat moeten ze bij Fluvius gedacht hebben toen de rioolaansluiter alsnog besliste de grond om te woelen om glasvezel tot in de huiskamer te brengen. Men moet de 5330 werknemers toch iets om handen geven?
Het is wellicht de natte droom van de bestuurders. Fluvius telt immers zeven miljoen aansluitingen waarvan 630.000 voor riolen, 540.000 voor kabel, 2,2 miljoen voor gas en 3,5 miljoen voor elektriciteit en dus nul voor telecommunicatie.
Het investeert nu twintig miljoen euro in een proefproject waarbij vijftienduizend gezinnen aangesloten worden op ‘dark fiber’, een glasvezel waarop, voorlopig althans, geen diensten worden aangeboden. De proeftuin bevindt zich in Genk waar begin volgend jaar vijfhonderd inwoners een glasvezel binnen krijgen. Genk is niet toevallig de stad waar Fluvius-ondervoorzitter Wim Dries burgemeester is, maar dit geheel terzijde. Later zouden Gent, Antwerpen, Poperinge en Diksmuide volgen. Poperinge? Enfin…
Het plan lag al langer in de schuif. Fluvius wou immers honderden miljoenen investeren in een nieuw glasvezelnetwerk in Vlaanderen. Het pingpongde daarover met Vlaams innovatieminister Philippe Muyters. Die wil immers tegen 2020 de internetsnelheid in Vlaanderen verdubbelen van zowat 500 Mb naar 1 Gig.
Maar velen stelden terecht de vraag of we nu echt een nieuw staatsbedrijf nodig hebben dat zich specialiseert in pijpen. Proximus en Telenet schoten uit hun krammen en beloven de breedbandsnelheden aan te bieden tegen 2020. Het is geen toeval dat Orange België (het vroegere Mobistar) zich aansluit bij het project van Fluvius.
Een miljard
Het gaat dus om ‘dark fiber’. Ook Proximus en Telenet kunnen dus diensten op deze glasvezel aanbieden. Dat zal vooral afhangen van de prijs natuurlijk. Maar wie een put graaft moet ook altijd de kans geven aan andere aanbieders om er een glasvezel bij in te duwen. Dat is het gevolg van de ongecontroleerde graafwoede eind jaren ’90, toen elk voetpad telkens weer opengebroken werd om er een fiber in te duwen. Ik heb in die tijd nog een dossier geschreven waarbij aangegeven werd welke operator welke kleur van kabel had en hoeveel honderden kilometers glasvezel er al getrokken waren. Er werd toen zowat één miljard euro in de grond gestopt.
De vraag is uiteraard of Vlaanderen niet veeleer moet investeren in software en oplossingen voor het internet of things, waarbij we ons op de digitale kaart kunnen zetten en opnieuw kunnen aansluiten met de toplanden in Europa. We staan in de digitale index pas op de achtste plaats en vielen zelfs een plaats achteruit.
Is Vlaanderen niet goed bezig? We gaan er op vooruit, maar het probleem is dat de andere Europese landen veel sneller vooruitgaan. De sense of urgency is er blijkbaar niet, nog niet. Putten graven kan iedereen en het voldoet inderdaad aan het adagium jobs, jobs, jobs. Toch is dat korte termijn denken. Ik mis een visie, een Vlaams toekomstgericht softwareplatform. Waar wacht men op?