Binnen een jaar of drie duikt low-code op in de meerderheid van de projecten rond softwareontwikkeling. Twee kwesties werpen zich op. Welke projecten zijn (het meest) geschikt voor low-code en welke platformen spelen hierin een rol van betekenis?
De ‘derde weg in software’, tussen klassieke ontwikkeling en off-the-shelf-software. Zo wordt low-code weleens omschreven. ‘In 2024 zal low-code-applicatieontwikkeling verantwoordelijk zijn voor ruim 65 procent van de applicatie-ontwikkelactiviteit’, zo haalt Gijs Eras, marketingspecialist bij Gartner Digital Markets, een voorspelling van Gartner aan. Waarmee hij het belang van low-code onderstreept. ‘Low-code wordt een gamechanger.’
1. Zeg low-code, en niet no-code
Eerst al even het onderscheid tussen low-code en no-code meegeven. Dat verschil zit hem zowel in de doelgroep als in de achterliggende technologie. ‘Een no-code-platform richt zich op de citizen developer, zonder noemenswaardige it-achtergrond. Zo’n platform maakt gebruik van webtechnologieën zoals html en Javascript’, stelt Aswin van Braam, Mendix-specialist bij Ordina.
Een low-code-platform mikt dan weer op de (professionele) ontwikkelaar. ‘Daar is het ook mogelijk om zelf code te wijzigen of te schrijven, waardoor je complexe(re) applicaties kan ontwikkelen. Low-code-platformen gebruiken Java en/of .Net’, stelt Aswin van Braam, die net de combinatie van no-code en low-code als ‘ijzersterk’ omschrijft. ‘Hiermee leg je de verbinding tussen business en it. De business kan de logica achter een oplossing beter begrijpen omdat deze visueel te maken is, en it kan de behoeften van de business beter vatten.’
2. Welke projecten gaan low-code?
Dat varieert. ‘Er zijn geen specifieke richtlijnen’, antwoordt Abhishek Roy, specialist in low-code/no-code bij Tata Consultancy Services (TCS). ‘We zien low-code-adoptie bij bedrijven verschuiven van zogenaamde point solutions naar brede digitale transformatie’, oppert hij.
De belangrijkste drijfveer voor low-code is volgens Roy de behoefte aan snellere levering in softwareontwikkeling. ‘Bedrijven streven er voortdurend naar om meer bedrijfswaarde te creëren in minder tijd. Voorts is er ook een grote vraag naar digitalisering die versneld werd door de pandemie’, zegt hij. Koppel daar nog het tekort aan it-talent en je begrijpt de opmars. ‘Low-code heeft een snelle marktintroductietijd en beperktere ontwikkelkost én het brengt oplossingen op maat en heeft een licentiekost’, zo vat Jan Vermeulen, director custom software development bij Capgemini, het samen.
3. Kan het voor complexe projecten?
Aswin van Braam van Ordina vindt van wel. ‘Er worden complete portalen met miljoenen gebruikers en complexe en hoog transactionele processen, zoals voor PostNL, met low-code ontwikkeld’, argumenteert hij. ‘Ook de zorg-app die wij voor Nederlandse zorgverzekeraar VGZ realiseerden op basis van het Mendix platform is een goed voorbeeld. Deze is voor miljoenen verzekerden’, klinkt het. Architectuur, samenhang van data en hergebruik zijn hierbij volgens hem van tel. ‘Een one-off-website bouwen in Mendix is bijvoorbeeld geen goed idee, tenzij dit een van de vijf à twintig applicaties is.’
Marc Schijvaerts, managing director bij PeopleWare, heeft nog zo zijn reserves over die complexe projecten. ‘Low-code laat vandaag niet toe om complexe software te bouwen, laat staan dynamisch schaalbare high throughput dataverwerking’, zo stelt Schijvaerts. ‘Low-code is zeker geschikt voor toepassingen die voor een heel groot stuk crud (create, read, update & delete) zijn: zuiver data entry, met validaties, maar zonder veel andere complexe of complexere logica’, oppert hij. ‘Ook voor proof of concepts en minimum viable products (mvp’s) kan dit een goede aanpak zijn, om te kijken of uit te zoeken of er effectief een markt is. Dit alvorens je de echte grote ontwikkeling aan te vatten’, stelt hij, al wijst hij ook op een ander aandachtspunt. ‘Een groot gevaar is echter de lock-in van het gebruikte low-code-platform en/of eco-systeem. En een andere vraag luidt: is er een galante mogelijkheid tot migratie nadien?’
4. Zijn de platformen matuur genoeg?
Mendix en Outsystems zijn traditioneel de grote, bepalende spelers geweest op de low-code-markt. De klassieke namen als Salesforce, Microsoft en ServiceNow zijn pas later met hun low-code-producten op de markt gekomen. ‘Juist het feit dat deze grote spelers nu volgen laat zien dat low-code volwassen genoeg is’, oppert Aswin van Braam van Ordina, dat dus zelf werkt met Mendix.
‘Onze ervaringen met Outsystems zijn goed’, antwoordt Jan Nuyens van Foreach (intussen onderdeel van iO, het vroegere Intracto) op de vraag naar maturiteit. ‘Het platform is stabiel. Zo wordt het platform continu doorontwikkeld om bij te blijven met nieuwe technieken en klant wensen zoals mobile app development en container deployments’, stelt Nuyens. ‘Ook wordt de development toolset regelmatig uitgebreid.’
5. Hoe kan je de markt indelen?
Volgens Jan Vermeulen, director custom software development bij Capgemini, kan je de markt van low-code/no-code vandaag indelen in drie grote segmenten. Ten eerste de low-code pure players als Mendix en OutSystems die toelaten om full-stack-op-maat-business-apps te bouwen. ‘Beide zijn ruim tien jaar oud en hebben ondertussen een brede waaier aan referenties bij internationale bedrijven.’
Ten tweede zijn er de ecosystemen met low-code. ‘Daar gaat het om grote softwarebedrijven zoals Salesforce, Pega, Appian. Zij maken gebruik van het low-code-paradigma – zeg maar visueel programmeren – om hun bestaande software te laten aanpassen of uitbreiden.’
Ten derde zijn er, volgens Vermeulen, dan ook de no-code-leveranciers. ‘Een waaier van kleinere spelers die een platform aanbieden dat beperktere toepasbaarheid heeft. Hier duiken namen op als Appsheet van Google en Honeycode van Amazon.’ Een speciale plek is er voor Microsoft Powerplatform. ‘Dat is gepositioneerd tussen de eerste twee segmenten: er is vrij veel mee mogelijk, maar de hoofdfocus is uitbreiding van Microsoft/Office365- of Dynamics-platformen.’ Het ene aanbod is dus de andere niet. Veel manieren dus om low te gaan.