Het is net iets meer dan tien jaar geleden dat de eerste iPhone op de markt kwam. Het lijkt erop alsof het afgelopen decennium de it-geschiedenis in zal gaan als het tijdperk van de mobile-revolutie. Toch waag ik dat te betwijfelen of dit wel de belangrijkste trend is geweest. Denk maar eens aan andere ontwikkelingen, die grotendeels zijn veroorzaakt door het feit dat iedere werknemer op zijn mobiel (en in de cloud) is gaan werken; bring your own, consumerization of shadow it.
Is de grootste gemene deler hier niet ‘doe-het-zelf’, in plaats van ‘mobile’? Het is best verdedigbaar dat de zelfredzame eindgebruiker als fenomeen een grotere invloed heeft op de it-afdeling dan het feit dat we nu meer met smartphones en tablets werken dan tien jaar geleden. Deze zelfredzaamheid heeft invloed op het security-beleid, de architectuur en de inrichting van de werkplek. Waarop niet eigenlijk?
Zelfredzame werknemers die zo handig zijn dat ze zelf software (veelal in de cloud) aanschaffen en misschien zelfs ontwikkelen, die mail en bestanden binnen halen op hun eigen device en it-richtlijnen omzeilen; dit is voor menig it’er een grotere zorg dan op wat voor type device ze dat doen. De klassieke reactie op deze doe-het-zelvers, ook wel citizen it genoemd, is: ontmoedigen of zelfs verbieden.
Is dat eigenlijk wel slim? Als er zoveel zelfredzaamheid aanwezig is in de organisatie, waardoor eindgebruikers op eigen houtje aan hun eigen wensen kunnen voldoen, waarom schieten we dan zo vaak in een krampachtige reactie van ontmoedigingsbeleid?
Zelf integreren kun je leren
Het voorkomen van een krampachtige reactie op zelfredzaamheid is makkelijker gezegd dan gedaan. De ene keer is een doe-het-zelver gevaarlijker dan de andere keer. Maar laten we eens kijken naar een vorm van zelfredzaamheid die vrij veel impact heeft op de it-architectuur en een relatief groot afbreukrisico heeft; eindgebruikers die zelf integraties ontwikkelen tussen verschillende applicaties, oftewel: doe-het-zelf-integratie. Of het nu gaat om Excel-bestanden met macro’s of een simpele applicatie bovenop een Access-database of een Salesforce-applicatie die is gekoppeld aan het ServiceNow-platform; ze kunnen wellicht niet altijd kwaad, maar het risico van deze zelfbouw-koppelingen is dat er vaak maar één medewerker weet hoe ze tot stand zijn gekomen. Als diegene de organisatie verlaat, dan is de kans groot dat niemand meer weet hoe de koppeling werkt. En drie keer raden bij welke afdeling de business dan aanklopt? Juist, bij IT.
Helemaal kwalijk nemen, kun je het de doe-het-zelf-integrators niet. Het wordt niet alleen steeds eenvoudiger om applicaties te koppelen (vooral dankzij api’s), maar het komt in de praktijk ook nogal eens voor dat het bewandelen van de officiële weg voor het aanvragen van een officiele koppeling te lang duurt.
Door het toenemende aantal SaaS-applicaties die in omloop zijn, neemt de druk op it om integraties te maken toe. Daarom komt het nogal eens voor dat it-afdelingen worstelen om de projectaanvragen bij te benen en kunnen hierdoor gezien worden als de knelpunten voor de implementatie van applicaties. Als een eindgebruiker maanden moet wachten op it om een koppeling tot stand te brengen, dan is er al gauw de verleiding om zelf maar aan de slag te gaan.
Self service hybride integratie
Maar het kan ook anders, en wel door gebruik te maken van hybride integratieplatformen. Voor het merendeel van de organisaties is een hybride it-omgeving de nieuwe realiteit. Sommige applicaties draaien nog on-premise, anderen in de public of een private cloud. Integratie in een dergelijke omgeving betekent dan ook automatisch hybride integratie. Volgens Gartner maakt vier op de tien bedrijven in 2018 gebruik van Hybrid Integration Platforms (HIP) die een hybride integratiestrategie ondersteunen.
Deze platformen bieden ook soelaas voor het toenemende aantal doe-het-zelf-integraties. In plaats van dat ze koppelingen helemaal zelf moeten uitvinden en ontwerpen, kunnen ze gebruik maken van hybride integratieplatformen om integraties tot stand te brengen. Het is niet alleen relatief eenvoudig voor slimme hands-on medewerkers om zelf applicaties met elkaar te integreren, maar deze koppelingen kunnen gecheckt worden op security-gebied en worden hergebruikt door andere afdelingen, zodat niet iedereen het wiel opnieuw hoeft uit te vinden.
De eenvoud van dit soort platformen voor de zelfredzame integratie-ontwikkelaar zit hem in de standaardisatie van koppelingen en de eenvoudige user interfase – iedere doe-het-zelver buiten de it-afdeling met een beetje verstand van integraties kan ermee werken. De vraag naar dit soort platformen zal naar verwachting alleen maar groeien door de toename van het aantal api’s; omdat zowel Salesforce als ServiceNow goed gedocumenteerde api’s hebben (om maar bij het voorbeeld van hierboven te blijven), is het vrij eenvoudig om een koppeling te maken, waarbij ook rekening wordt gehouden met security en lifecycle management.
Ze doen het toch, dus help ze
Dat van de it-afdeling steeds meer wordt verlangd dat ze de business ondersteunt, daar zullen weinig mensen het over oneens zijn. Maar als het erop aankomt en medewerkers buiten de it-afdeling zelf aan de slag gaan om in hun behoefte te voorzien, dan is de neiging groot om dat tegen te houden.
Of je nu wilt of niet, dit soort doe-het-zelvers doen het toch zelf. Je kunt er dan maar beter voor zorgen dat ze het goed kunnen doen door middel van een hybride integratieplatform. Daarbij is het grote voordeel dat ze het vaak sneller realiseren dan de it-afdeling.
Wilfred Harbers, directeur Digital Solutions Consulting Benelux bij Software AG