Hacken is niet meer wat het geweest is. Enerzijds te begrijpen, anderzijds een zaak van zorg. Dit is de discussiestelling die Computable-lezers vandaag krijgen voorgelegd.
Mensen hebben er een handje van om bepaalde termen te claimen, te veranderen en/of toe te passen in en op situaties die er eigenlijk niet mee stroken. Zo is ‘aspirine’ eigenlijk een specifiek merk pijnstiller maar is het synoniem geworden voor hoofdpijnbestrijders in het algemeen. En ‘virussen’ zijn in de algemene media een haast universele omschrijving voor digitale dreigingen in al hun vormen en methodes.
Hetzelfde gebeurt al enige tijd met ‘hacken’. De oorspronkelijke betekenis was nog goedaardig en ging om tech-onderlegd uitvogelen van de werking van systemen. Dat uitdokteren leverde ook kwetsbaarheden en mogelijkheden voor misbruik op. Gaandeweg is ‘hacken’ voor veel mensen synoniem geworden voor kraken, digitaal inbreken. De opkomst van de marketinggelinkte activiteit ‘growth hacking’ zorgt voor een (goedaardige) verbreding. Ondertussen is inloggen met andermans wachtwoord ook al ‘hacking’ geworden, schijnbaar zelfs in juridische zin. Dit geldt voor zowel de VS als ook voor Nederland. ‘Hacken’ verwatert en dreigt daarmee nietszeggend te worden.
Wat vind jij?