Met het 'Just-on-web' initiatief en andere projecten gelanceerd door minister van Justitie Koen Geens lijkt de juridische sector echt op weg om dankzij een grondige digitalisering efficiënter en vooral menselijker te kunnen handelen. Maar de weg blijft lang en de spelers voorzichtig.
Eind oktober 2017, federaal Minister van Justitie Koen Geens stelt aan de verzamelde pers ’the court of the future’ voor, zijn visie op justitie in de toekomst. Kernwoorden in zijn visie: sneller, goedkoper, efficiënter en toegankelijker. Met name dat laatste woord krijgt extra veel aandacht, wanneer hij het concept ‘Just-on-Web’ toelicht: een portaalsite waarlangs de burger veel sneller en makkelijker kan communiceren met de juridische ‘professionals’: rechters, gerechtelijke ambtenaren, advocaten, enzovoort. Dit kadert in Geens’ streven naar een democratisering van justitie: ‘Er zijn nog te veel mensen die bang zijn om de stap te zetten naar justitie wegens te duur, te ver, te moeilijk of te onzekere uitkomst. Dat moet veranderen.’
Geluidsbestand onspeelbaar? Drugsbende vrij
Hoe duidelijk de visie van minister Geens ook is, het pad naar digitalisatie en innovatie verloopt niet altijd over rozen. Recent was er nog het incident van een geluidsbestand die niet kon worden afgespeeld om de schuld van een drugsbende te bewijzen waarna de bende vrijuit ging. Het ontlokte Luc Hennart, voorzitter van de Franstalige Brusselse rechtbank, waaronder deze zaak viel, schampere commentaren over Geens’ digitaliseringsplannen. Onterecht, zo bleek later: uit een dieper onderzoek bleek dat de benodigde apparatuur en software wel degelijk aanwezig was: de software om het bestand af te spelen zat op de dvd zelf die de drager was van het geluidsbestand. Het incident toonde niet zozeer aan dat het Justitie ontbreekt aan de juiste middelen, maar eerder dat vaak de eindgebruikers zelf niet mee kunnen of willen.
Misschien is het daarom dat Geens in zijn toekomstvisie benadrukte: ‘Ik vind het belangrijk dat justitie eens droomt en durft loskomen van de belangen van vandaag.’ Hij beseft maar al te goed dat het welslagen van de innovatie in de handen ligt van de eindgebruikers. En die eindgebruikers zijn niet alleen het grote publiek dat met justitie in aanraking komt, maar ook de magistraten en anderen in en rond Justitie zelf. Al wil Karel Tobback, adjunct-directeur Informatisering en modernisering justitie in het kabinet van Geens, niet van structurele onwil bij deze partijen horen: ‘Het klopt wel dat de menselijke gewenning aan verandering vaak het grootste obstakel is, dat is zo in alle sectoren. En bij Justitie is er nu eenmaal een grote inhaalbeweging uit te voeren. Dat vergt meer tijd en aanpassing en dus ook soms wat meer weerstand.’ Dat die weerstand af en toe politiek gemotiveerd is, sluit Tobback niet volledig uit.
De jaren van oplevering
Ondanks de soms moeizame adoptiecurve blikt Tobback toch tevreden terug op wat tot hier toe werd gerealiseerd. ‘Just-on-web als uitgewerkt platform moet nog volledig vorm krijgen, maar veel van de diensten die hierop zullen aangeboden worden, zijn nu al beschikbaar. Denk maar aan het elektronisch betalen van verkeersboetes en het digitaal neerleggen van conclusies in dossiers. In die zin is just-on-web meer een logische evolutie dan een revolutionair nieuw platform.’ Ook Regsol, het digitaal neerleggen van een faillissementsdossier in een centraal Register voor Solvabiliteit, is een realisatie van het voorbije jaar van Diplad voor OVB en Avocats.be.
Maar hij blikt ook graag vooruit naar wat nog moet worden uitgerold. ‘2018 en 2019 worden echt de jaren van de oplevering’, zegt hij stellig, ‘Een opsomming van alle voorbeelden van digitalisering zou ons te ver leiden, maar naast just-on-web zullen we ook nog heel wat interne procedures digitaliseren, zoals het innen van schuldvorderingen die niet worden betwist of de volledige uitrol van e-deposit voor het digitaal neerleggen van stukken in een lopende zaak.’
Een centraal concept in de digitalisatie van Justitie is het gebruik van de zogeheten e-box, licht Tobback verder toe: ‘deze beveiligde, geëncrypteerde en gesloten vorm van communicatie tussen alle spelers wordt de opvolger van achterhaalde concepten van aangetekend schrijven en andere tijd- en energierovende vormen van communicatie.’ Deze e-box toont ook uitstekend aan dat de digitalisatie verder gaat dan de communicatie met de burger: ook de communicatie tussen en binnen de verschillende juridische partijen krijgt de nodige aandacht. ‘Hiervoor gaan we ook geregeld samenwerken met externe partners, zoals Diplad voor de advocatuur.’
Advocatuur het digitaal tijdperk binnenloodsen
Diplad is een onafhankelijke dienstverlener voor de advocatuur die vandaag vooral bekend staat om het dpa-platform, kort voor: het digitaal platform voor advocatuur. Op dit platform worden allerlei online diensten gebundeld die het leven van de advocaten moeten vereenvoudigen en veraangenamen: opvragingen bij het Rijksregister, het CBB (Centraal Bestand Beslagberichten) en bij Graydon, de Salduz-webapplicatie voor het snel inschakelen van een advocaat bij politieverhoor, de Regsol-applicatie om faillissementsdossiers digitaal te beheren, enzovoort.
De organisatie Diplad is gegroeid uit de ict-afdeling van de OVB (Orde van Vlaamse Balies). ‘Gaandeweg werd duidelijk dat, als we onze taken efficiënt en tot ieders tevredenheid wilden blijven uitvoeren, er een professioneler kader nodig was’, aldus Johan Van Driessche, bestuurslid van Diplad, ‘daarom gingen we in 2014 over tot de oprichting van een cvba, dat de it-leverancier van de OVB zou worden en voor wat betreft digitalisering ook samenwerkt met de Franstalige tegenhanger van de OVB, Avocats.be en zelfs FOD justitie.’
‘Onze belangrijkste opdracht was eigenlijk: ervoor zorgen dat de advocatuur de digitale achterstand op andere sectoren kon inhalen’, voegt Van Driessche er nog aan toe: ‘Dat was niet alleen belangrijk voor advocaten zelf, maar ook voor hun klanten, die door een gebrekkige informatisering veel tijd en dus ook geld verloren zagen gaan aan manuele taken die eigenlijk allang gedigitaliseerd hadden kunnen zijn. Met een efficiëntere werking van de administratieve processen kunnen zelfs de kleine kantoren evolueren van ‘uurtje factuurtje’ naar volwaardige dienstverleners. De uitkomst van een rechtsgang blijft onzeker maar de kwaliteit van de dienstverlening gaat er wel gegarandeerd op vooruit.’
Enkele cijfers tonen aan dat de inspanningen van Diplad wel degelijk bijdragen tot een betere werking van de advocatuur. Zo is het percentage van de advocaten binnen de Orde van Vlaamse Balies (OVB) dat gebruik maakt van de digitale advocatenkaart voor identificatie en toegang tot rechtsgebouwen gestegen tot bijna drie kwart (73 procent) van alle advocaten binnen de OVB, wat onder meer zorgt voor een veel betere doorstroming bij het betreden en verlaten van die gebouwen en tegelijk voor een betere beveiliging. En het digitaal platform Regsol voor faillissementsdossiers en schuldvorderingen zorgde ervoor dat intussen al meer dan een miljoen aangetekende brieven niet moesten worden verstuurd en dat in totaal al duizenden jaren wachttijd werden uitgespaard over alle dossiers heen.
Ai in de praktijk
De overheid en belangenorganisaties hebben de voorbije jaren inderdaad sterk ingezet op het inhalen van de digitale achterstand in de juridische sector, vergeleken met vele andere sectoren. En met name advocaten hebben zich ijverigere leerlingen getoond dan men tot voor enkele jaren mogelijk had geacht. Zo blijkt uit een onderzoek van uitgever Wolters Kluwer dat 74 procent van de advocaten technologie verwelkomt in hun praktijk om hun professionele activiteiten efficiënter en klantvriendelijker te maken.
Toch is er nog heel wat werk aan de winkel, zeker als we ook over de grens heen kijken. ‘We merken bijvoorbeeld dat de ministeries van Justitie in onze buurlanden wel werk maken van het beschikbaar stellen van openbare vonnissen voor iedereen, terwijl je daar in België zelf het nodige opzoekwerk voor moet verrichten, ook al zijn die vonnissen publiek raadpleegbaar’, aldus Paul De Ridder, managing director van Wolters Kluwer Legal & Regulatory.
Nochtans is ook daar een mooie case te maken voor artificial intelligence (ai), stelde de uitgever samen met enkele balies vast: wie inzicht krijgt in bepaalde types rechtszaken in specifieke rechtbanken – bijvoorbeeld: een ontslag om dwingende redenen in de rechtbank van Bergen nadat die medewerker gevoelige informatie heeft verspreid – kan al een idee krijgen van de kans op veroordeling of vrijspraak op basis van uitspraken in het verleden. Als de advocaten en hun medewerkers die informatie hapklaar krijgen voorgeschoteld in plaats van hier dagen of weken aan te moeten besteden, kunnen ze de vrijgekomen tijd volop gebruiken voor het bepalen van hun argumentatie en strategie.
Omdat die informatie niet kant-en-klaar beschikbaar wordt gesteld vanwege de overheid heeft Wolters Kluwer een ai-module gebouwd die, op basis van een zelf samengestelde database van vonnissen en arresten, de waarschijnlijkheid van een veroordeling of vrijspraak kan voorspellen. Deze module heet Legal Insights en werd in co-creatie met de balies van Bergen en Gent opgebouwd en uitgetest. ‘Alleen al voor ontslagrecht zijn er meer dan achtduizend vonnissen en arresten verzameld’, zegt De Ridder, ‘dat geeft je toch al een grote kans op een betrouwbare voorspelling.’
Kunstmatige intelligentie kan de advocaat dus heel wat kostbare tijd besparen. Maar kan een computer ooit de advocaat vervangen? Het antwoord van paralegal Lorenzo Risack in Rechtenkrant.be laat niets aan duidelijkheid te wensen over: ‘Recht hoort niet gevonden te worden in de codes van een computer. Als we recht per se in code willen vinden, laten we het dan zoeken in de Code Civil.’ Vertaald in minder rechtlijnige taal: als technologie er ooit in zou slagen om de taken en verantwoordelijkheden van een advocaat of rechter over te nemen, zal er – gezien de lange weg die er inzake digitalisering nog valt af te leggen – nog minstens een generatie overheen gaan.