De Zweedse netwerkgigant Ericsson heeft van de Amerikaanse autoriteiten een boete van een miljard dollar gekregen vanwege omkoping in verschillende landen. Aanvankelijk had het bedrijf zelfs 1,15 miljard dollar opzijgezet om de boete te betalen, maar het uiteindelijke bedrag viel iets lager uit.
Ericsson krijgt de boete vanwege schendingen van de Foreign Corrupt Practices Act, een Amerikaanse wet die bedrijven verbiedt illegale betalingen te doen in het buitenland. De Egyptische dochter van Ericsson heeft bekend dat het steekpenningen heeft uitgedeeld in Djibouti, China, Vietnam, Indonesië en Koeweit. In China zouden de omkopingspraktijken al in 2000 begonnen zijn.
In totaal zijn er voor tientallen miljoenen betalingen uitgekeerd. Daarna werd de boekhouding vervalst om de sporen van de corruptie uit te wissen. Het ging over geschenken, reizen en vertier die betaald werden aan ambtenaren, alsook contracten voor opdrachten die nooit zijn uitgevoerd.
Ongeveer de helft van de boete moet betaald worden aan de SEC, de Amerikaanse beurswaakhond Securities and Exchange Commission. Het bedrijf gaat ook een akkoord aan met de DOJ (Department of Justice): zij zullen drie jaar lang geen aanklachten indienen tegen Ericsson als Ericsson de andere helft betaald.
‘Ik ben ontzet door deze fouten uit het verleden’, zegt Ericsson-ceo Börje Ekholm. ‘Door een overeenkomst te sluiten met de Amerikaanse autoriteiten, kunnen we dit hoofdstuk achter ons laten. We kunnen weer vooruitkijken en een sterker bedrijf bouwen.’