België loopt achter als het op glasvezelinternet aankomt. Die achterstand wil men de komende jaren goedmaken. De ultieme doelstelling blijft om het volledige land nog dit decennium te verglazen. In de grote steden steken de providers zelf de handen uit de mouwen, maar daarbuiten rekent men op de diensten van Fiberklaar. Dat is een joint-venture van EQT Infrastructure en Proximus.
Heuse inhaalslag moet België klaarmaken voor glasvezelinternet
Wat de uitrol van glasvezel betreft, loopt België jaren achter. In Europese landen als Zweden, Portugal en Spanje zou de glasvezeldekking intussen al meer dan 80% bedragen. Volgens een recent onderzoek van Proximus doet België het echter een pak slechter. Lange tijd bleef België steken op een magere 8%, maar na een inhaalmanoeuvre zou intussen “al” meer dan 10% van de Belgische woningen over een glasvezelaansluiting beschikken. Wie een glasvezel check uitvoert, zal hoe dan ook al snel merken dat er gewoon geen gasvezelinternetaansluiting mogelijk is. Tenzij je in een grote stad woont, want daar gaat het allemaal net wat sneller.
Nochtans heeft glasvezelinternet veel voordelen te bieden. Het grootste voordeel is dat het internet niet alleen razendsnel is, maar ook uiterst stabiel. De internetsnelheid wordt daarbij niet langer beïnvloed door externe factoren, zoals het internetgebruik van buurtgenoten. Bovendien is de uploadsnelheid gelijk aan de downloadsnelheid. Met de vele cloudoplossingen delen consumenten steeds vaker informatie met het internet en is een hogere uploadsnelheid wenselijk geworden.
Ook de B-markt wordt klaargestoomd voor glasvezelinternet
De joint-venture Fiberklaar wil de achterstand met de rest van Europa tegen 2028 hebben weggewerkt. Dat wil zeggen dat 70% van de Belgische bedrijven en woningen tegen dan aansluitklaar moet zijn. In grote steden zullen veel grote telecomproviders de komende jaren zelf hun netwerken aanleggen, terwijl het daarbuiten vooral Fiberklaar is dat de werken uitvoert. De telecomproviders zullen dan via de kabels van Fiberklaar internet aanbieden. Daarom legt Fiberklaar een volledig open glasvezelnetwerk aan, een netwerk waarbij de operatoren volledig onafhankelijk van elkaar kunnen opereren.
Dat de grote telecomproviders vooral in de steden investeren, hoeft niet te verbazen. De grote steden behoren namelijk tot de zogenaamde A-markt. Er bevinden zich heel veel (grote) afnemers en er valt veel geld te verdienen. Bovendien is de concurrentie er erg groot en wil niemand er achterblijven. Tegelijkertijd heeft het te maken met de zogeheten rooilijnen en de rooilijnplannen. De rooilijn vormt de grens tussen de openbare weg en de private eigendom. Zo’n rooilijn is niet per se gelijk aan de grens tussen het perceel en de openbare weg. Een rooilijn kan bijvoorbeeld door de voortuin lopen, maar kan ook vóór het perceel lopen.
Voor telecomproviders is die rooilijn belangrijk, want dat bepaalt waar ze hun kabels mogen leggen. In grote steden ligt de rooilijn meestal op 0 meter. Dat wil zeggen dat men kabels zelfs aan de gevel mag monteren. Dat is natuurlijk goedkoper dan te moeten graven. Op het platteland is dat anders en is graven vrijwel altijd noodzakelijk. Tegelijkertijd zijn er op het platteland minder (grote) afnemers en moet men per afnemer een grotere afstand overbruggen, waardoor men de investering minder snel zal terugverdienen. Daarom spreken providers er vaak over een B-markt. Als Fiberklaar niet in de bres zou springen, zou de B-markt het nog jaren zonder glasvezelinternet moeten stellen.