Uit eigen cijfers blijkt dat Ombudsfin vorig jaar voor het eerst meer dan duizend dossiers rond onlinefraude heeft behandeld. Een minderheid daarvan wordt voor de klant opgelost, zelfs als de bank zelf in de fout gaat.
De cijfers komen uit het jaarverslag van Ombudsfin, de ombudsman voor de Belgische financiële sector. Zoals al enkele jaren het geval is, maakt phishing de grote meerderheid van de dossiers uit. Het ging meer bepaald om 861 ontvankelijke klachten. 149 dossiers betroffen andere soorten oplichting zoals vriendschapsfraude, factuurfraude en beleggingsfraude.
De bank komt meestal niet tussen bij onlinefraude. Het valt op dat in slechts 32,7 procent van de online fraude gevallen een regeling werd bereikt tussen de slachtoffers en hun financiële instelling. Dat cijfer is laag, want bij de overige dossiers was in 94 procent van de gevallen sprake van een geslaagde bemiddeling.
Nalatigheid
Ombudsfin merkt in zijn jaarverslag op dat een bank niet tussenbeide moet komen als er sprake is van grote nalatigheid bij de klant. Maar de dienst stelt wel vast dat banken het begrip ‘grove nalatigheid’ ruim interpreteren. Waardoor ze vaak voet bij stuk houden. ‘De analyse van de ombudsman valt niet altijd samen met die van de financiële instellingen’, zo staat in het jaarverslag.
De ombudsman voegt er ook nog aan toe dat onlinefraude zeker niet altijd de fout van de consument is. Zo werd in meerdere dossiers vastgesteld dat de fraudedetectiesystemen van de bank tekortschoten. Daardoor konden criminelen meerdere verrichtingen uitvoeren zonder dat de betreffende financiële instellingen die opmerkten. Wat verontrustend is: in die gevallen waren de financiële instellingen zelden bereid om de slachtoffers van onlinefraude te vergoeden.