De Nederlandse industrie, wetenschappers en overheid rusten te veel op hun lauweren. Zelfgenoegzaamheid viert hier hoogtij. Als we niet oppassen, worden we weliswaar gelukkig, maar ook vet en dom.
Peter Wennink, topman van chipmachinefabrikant ASML, waarschuwde hiervoor tijdens de opening van het Academisch Jaar in Eindhoven. Hij vreest dat Nederland, maar eigenlijk heel Europa, bij de grote transities de boot gaat missen. De snelheid van de veranderingen is groter dan menigeen zich realiseert. Wennink maakt zich zorgen over ons verdienvermogen. De uitdagingen waarvoor we staan, gaan verder dan alleen de klimaatverandering.
De ASML-topman is bang dat Europa op een aantal belangrijke gebieden het tempo van de innovaties niet meer kan bijbenen. ‘Bij de digitalisering domineren de grote Amerikaanse techbedrijven. Oost-Azië is leidend op gebied van herwinbare energie, elektrisch rijden en batterijtechniek.’ Wennink vroeg zich af of we wel voldoende beseffen wat dit betekent. Hij gaf meteen het antwoord: over tien à twintig jaar heeft de Chinese auto-industrie de markt voor elektrische voertuigen vast in handen. En Japan heeft de hegemonie bij nieuwe materialen.
Vijf voor twaalf
Volgens Wennink is het vijf voor twaalf. Europa kan nog aanhaken, maar dan moeten bedrijven, universiteiten en overheden zeer nauw gaan samenwerken. Onterecht is volgens hem de vrees dat zo’n innige samenwerking de wetenschappelijke integriteit schaadt. Dat is gewoonweg niet waar, aldus Wennink. Hij pleitte voor de vorming van grote platforms die bevorderen dat al deze partijen de handen ineenslaan. Verder is belangrijk dat wet- en regelgeving geen rem meer vormen en dat financiële prikkels worden gegeven.
Groot probleem is dat de politiek is versnipperd. Den Haag zoekt het in wat Wennink noemt ‘puntoplossingen’ die het in de media goed doen. Hij mist een langetermijnvisie en focus. Hoe anders gaat het toe in Oost-Azië. Wennink was onlangs in Zuid-Korea waar hij een uur sprak met de premier van dat land. Die zei dat Zuid-Korea er alles voor over heeft om hét centrum van de hele wereld te worden op gebied van halfgeleiders. Het streven is het totale ecosysteem in handen te krijgen. President Yoon Suk-yeol somde vervolgens hele productportfolio van ASML op.
Wennink: ‘Moet je eens voorstellen dat onze premier dat doet. Zoiets is gewoonweg onbestaanbaar.’ De regering in Seoel heeft innovatie als hoogste doel. Maar in Den Haag hapert het beleid mede omdat ministeries verkokerd zijn en in silo’s opereren. ‘We moeten ook af van het industriebeleid. Laten we het hebben over innovatiebeleid.’ Wennink noemde ook de industrie zelfvoldaan, terwijl die net zo verantwoordelijk is als de overheid en wetenschap.
Opening Academisch Jaar
Op de Tilburg University opende demissionair staatssecretaris Alexandra van Huffelen (Digitalisering) het Academisch Jaar. Ze sprak over de kansen en risico’s van artificiële intelligentie (ai) en kondigde aan de grote technologiebedrijven, ook wel Big Tech genaamd, te gaan temmen. Hoewel Nederland volgens haar meer grip weet te krijgen op het ‘veelkoppige monster’ van de ‘gewone ai’, dient zich met de komst van generatieve ai een uitdaging aan die ‘oneindig veel groter’ is. Deze technologie creëert eigen content, bijvoorbeeld de teksten van ChatGPT. Van Huffelen: ‘Daar moeten we bliksemsnel en grootschalig actie op ondernemen.’ Ze pleitte voor een gecoördineerde aanpak vanuit de Verenigde Naties. Van Huffelen denkt dat Nederland de aangewezen vestigingsplaats is voor een internationaal centrum dat het onderzoeken, testen en reguleren van ai op zich neemt.
‘Als we niet met deze risico’s aan de slag gaan, onderwerpen we ons moedwillig aan een gezelschap van een stuk of vier, vijf witte mannen, die oprecht lijken te denken dat hun miljarden bewijzen dat zij weten wat goed is voor de wereld. De Big Tech-bedrijven willen namelijk dat de regulering aan hen wordt overgelaten, en dan bepalen zij wie welke informatie tot zich krijgt.’
De D66-politica ging voorbij aan het feit dat de ceo’s van Alphabet/Google, Microsoft en IBM van Indiase afkomst zijn en niet bepaald als ‘witte mannen’ zijn te kwalificeren.