De verwerking van biometrisch gegevens bevindt zich in België nog in een wettelijke lacune. De wetgever moet de modaliteiten van de verwerking van deze gegevens regelen.
Dat blijkt uit een recente aanbeveling betreffende de verwerking van biometrische gegevens van de Belgische Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA). In deze aanbeveling is aandacht voor het correct omschrijven van de doeleinden van de verwerking van biometrische gegevens, aan de vereiste van proportionaliteit en aan de transparantieverplichting.
Maar de belangrijkste conclusie is de wettelijke problematiek rond biometrische verwerking in ons land. Uit de analyse blijkt dat er vandaag nog een lacune bestaat in het Belgische recht, zodanig dat elke verwerking van biometrische gegevens in het raam van de authenticatie van personen zonder rechtsgrond is. Uitzonderingen hierop zijn de verwerking van biometrische gegevens in het kader van de elektronische identiteitskaart (eID) en het paspoort.
De conclusie is duidelijk: de Belgische wetgever moet zijn huiswerk maken. ‘Concreet betekent het dat de Belgische wetgever de modaliteiten van de verwerking van biometrische gegevens zal moeten neerleggen in de wet. Dit in zover zij het gebruik van biometrische gegevens in een bepaalde context wil (blijven) toestaan’, zo luidt de aanbeveling van de GBA.