Iedereen programmeur. Businessprofessionals die zelf applicaties bouwen en zo in hun eigen behoefte voorzien. De trend van high-code naar low-code – en zelfs no-code – is theoretisch hartstikke leuk, maar de praktijk kent nogal wat kanttekeningen. Ik pleit dan ook voor een slimme mix van no, low en high.
Bij elk bedrijf roept de business om meer digitalisering. Het moet snel, betaalbaar en het moet bovendien naadloos aansluiten bij de gebruiker. Niet gek dat vaak wordt gekozen voor low-code. Door te werken met standaardcomponenten die je met drag & drop samenvoegt tot een heuse app, wordt software maken iets voor iedereen met een beetje brain power. Weg met ruis op de lijn tussen gebruiker en programmeur. Met low-code wordt het bouwen van applicaties makkelijker, efficiënter en sneller. Dat klinkt best goed.
Lege huls
No-code gaat een stapje verder: er wordt helemaal geen code meer geschreven. Dit is interessant, maar meestal duurt no-code maar heel even. Binnen no time loopt de maker tegen de grens van no-code aan en moet alsnog aan de it-bel trekken. Een lege huls dus voor productierijpe applicaties.
En of je nu voorstander van no of low bent, als organisatie ben je blij als je zogeheten citizen developers in huis hebt: medewerkers die niet op een it-afdeling werken maar wel geïnteresseerd zijn in het verbeteren van hun processen; die nu bijvoorbeeld op eigen initiatief uitgebreide Excel-sheets maken om productiever te zijn.
Een organisatie moet de kennis en het enthousiasme van citizen developers koesteren. Ze zijn van onschatbare waarde voor het maken van de juiste software. En met citizen developers krijgt zelfs no-code z’n voordelen. Met no-code kunnen citizen developers hun ideeën snel handen en voeten geven. Hierdoor ontstaat er sneller gedeeld begrip en gedeelde verantwoordelijkheid over het uiteindelijke eindresultaat. Daarnaast kan no-code dienen als een opstap voor talentvolle citizen developers om aan de slag te gaan in bijvoorbeeld low-code.
Wildgroei voorkomen
Toch is het ook oppassen geblazen met citizen developers, low-code en zéker met no-code. Want als je verantwoordelijk bent voor it, hoe houd je de boel dan onder controle? Hoe voorkom je wildgroei en hoe houd je het landschap van software binnen je organisatie veilig, onderhoudbaar en schaalbaar – dus betaalbaar – als werkelijk iedereen appjes mag gaan bouwen? Een gemiddelde citizen developer is niet op de hoogte van de richtlijnen waar applicaties aan moeten voldoen en weet niet hoe je hackers buiten de deur houdt. No-code-platformen zeggen dat dit niet nodig is omdat het platform veel security afvangt. Dat is maar gedeeltelijk waar; zeker functioneel is er een securityrisico.
Mix maakt alles mogelijk
Zoals gezegd, ik pleit voor een slimme mix. Een breed platform waarop je no-, low- en high-code samenbrengt. Waarin je de enthousiaste citizen developer laat samenwerken met meer it-georiënteerde developers om hetzelfde probleem op te lossen. Waarin je naadloos switcht tussen no en low en voor de heavy lifting een uitstapje kunt maken naar high-code. Dan is alles mogelijk. Met een mix benut je ieders talent. Werk je snel en effectief. Voorkom je die gevreesde wildgroei. En creëer je de meest effectieve samenwerking tussen de business en it.
De kracht van no, low en high samengevat:
No-code:
-
Leuk voor citizen developers;
-
Top voor prototyping;
-
Stay away from it bij productie-apps.
Low-code:
-
Krachtig om 99 procent van de functionaliteiten te realiseren;
-
Werkt snel en efficiënt.
High-code:
-
Maakt het mogelijk om in een procent van de gevallen door te kunnen gaan zonder dat het extra tijd kost;
-
Voorkomt vastlopers.