‘Haal de jongeren weg uit de startups’. De titel uit het interview in De Standaard met Koen Dejonckheere, ceo van de Gewestelijke Investeringsmaatschappij van Vlaanderen, in pak en das en met een flink buikje, zorgde ervoor dat ik me afgelopen weekend verslikte in m’n koffie.
‘We moeten ermee stoppen om getalenteerde jongeren naar start-ups te draineren. Gebruik dat talent om de nieuwe Vlaamse bijna-miljardenbedrijven te versterken’, zo orakelde Dejonckheere in het vraaggesprek. Het was lang geleden dat ik nog zo’n opvallend pleidooi hoorde tegen ondernemerschap, terwijl iedereen het er net over heeft dat er te weinig ondernemend initiatief is in ons land.
‘De lage risico-cultuur en het gouden kooiprincipe blijven overheersen. Slechts 8 procent van onze bedrijven zijn start-ups. België bengelt in de lage middenmoot (plaats 15) als het gaat om het aantal start-ups per hoofd van de bevolking’, zo schreef start-ups.be/scale-ups.eu na het bezoek aan premier Alexander De Croo. In 2020 werd voor het eerst de kaap van een miljard investeringen overschreden. Start-ups plannen dit jaar 2.700 aanwervingen.
Gezocht: jong talent
En natuurlijk is de vraag groot naar jong talent. Twee op de vijf vacatures in ons land mikt op it’ers met nul tot twee jaar ervaring. De boomende zoektocht naar datakennis, artificiële intelligentie en ook cybersecurity is daar niet vreemd aan. Digitale transformatie evenmin. Grote en middelgrote ondernemingen hebben problemen om die jongeren aan te trekken, vaak ook omdat ze een nogal stoffig imago hebben. De ‘cache-poussière’ is er nooit ver weg. Open landschapscultuur is vaak een pleister op de wonde. En ook niet zo’n goed idee, zo blijkt.
Ook al gaan heel wat start-ups op hun bek, ik blijf een groot voorstander van het stimuleren van ondernemerschap. Meer nog, grote bedrijven moeten hun deuren openen voor start-ups, een biotoop vormen, een ecosysteem zo u wil, waar dit talent zich verder gefocust kan ontwikkelen. Het probleem is dat grote ondernemingen vaak enkel business willen doen met welja, grote ondernemingen. Olifanten onder elkaar. Vertrouwen geven aan een springbok is voor hen geen evidentie. Ze zetelen zich vast in lange beslissingsprocessen, vergaderingen met tien man in de zaal, waarvan er zeven overbodig zijn. We hebben het allemaal al eens meegemaakt.
Samenwerken is een van de belangrijkste wegen om ons land opnieuw op de kaart te zetten, dat bleek ook uit het jongste debat van McKinsey over ‘Redesigning our digital future’. Dat dit makkelijker gezegd is dan gedaan is zonneklaar. Vertrouwen geven, vertrouwen krijgen, ‘trust’ is het sleutelwoord. Ik mag hopen dat het na deze pandemie voluit mag gloriëren.
Overigens, iemand nog iets gehoord van onze staatssecretaris voor digitalisering, Mathieu Michel?
Bij het lezen van “in pak en das en met een flink buikje” verslikte ik me in mijn cappuccino, ik dacht dat de tijd voorbij was dat mensen om hun uiterlijke kenmerken geridiculiseerd werden in de pers. Verder heb ik niet gelezen, deze uitspraak deed voor mij de deur toe, want, wat is het volgende uiterlijke kenmerk waar de draak mee gaat gestoken worden? Hou het constructief aub.