Veel actieplannen binnen de individuele landen in Europa richten zich op de rol van consumenten in de circulaire economie. Maar een groot deel van de verantwoordelijkheid in de cyclus ligt op productieniveau en dus bij het bedrijfsleven. Het productontwerp, de functionaliteit en herbruikbaarheid van de materialen zijn van enorm veel invloed.
Veel van de nationale of regionale actieplannen zijn gericht op inspanningen van consumenten. Een opmerkelijke trend is repareerbaarheid. Eindgebruikers krijgen toegang tot gereedschap, handleidingen en reserveonderdelen om zelf reparaties uit te voeren. Natuurlijk moeten we alle recyclinginitiatieven toejuichen in het licht van de groeiende afvalbergen. Maar deze aanpak is afhankelijk van individuen die de tijd, vaardigheid en kennis hebben om reparaties uit te voeren – en wat is hun stimulans? Van hen wordt gevraagd hun kostbare tijd en energie te besteden aan een taak waarvoor zij niet zijn opgeleid en die zij moeilijk vinden. Het is begrijpelijk dat zij het aantrekkelijker vinden het kapotte voorwerp weg te gooien en iets nieuws te kopen.
Een beter alternatief is een business-to-business (b2b)-benadering. Hiervan is sprake wanneer een fabrikant van originele apparatuur (oem) doelbewust producten ontwerpt op basis van ecologische principes. Het resultaat is een ingebouwde lange levensduur. Daarbij wordt ervoor gezorgd dat materialen met weinig grondstoffen worden ontworpen. Maar ook dat producten gemakkelijk zijn te repareren en vervolgens te recyclen als ze daadwerkelijk verouderd zijn. Bij deze aanpak wordt niet verwacht dat de eindgebruiker de reparaties uitvoert.
De b2b-benadering gaat uit van het inruil-en-opknap-model. We vragen niet aan consumenten om producten thuis te repareren of kleine zakelijke dienstverleners te betalen de klus te klaren. In plaats daarvan leggen we de verantwoordelijkheid bij de oem’s. Zij moeten het eindgebruikers makkelijk maken om producten die het einde van hun levensduur naderen, terug te brengen en in te ruilen voor een opgeknapt of nieuw model. Wanneer technologisch verouderde producten aan de oem worden geretourneerd, heeft deze de keuze om een volledige opknapbeurt uit te voeren – waarvoor het product was ontworpen – en het terug te brengen in het gecertificeerde opgeknapte verkoopcircuit. Ze kunnen de producten ook demonteren, zodat voor hergebruik geschikte onderdelen zijn in te zetten bij de productie van nieuwe producten.
Positieve invloed
Het idee van de consument-als-hersteller in de circulaire economie is vergelijkbaar met een nieuwe markttrend en moet, zoals alle trends, niet te snel worden overgenomen. De geschiedenis leert dat het tijd kost de meest geschikte oplossingen voor specifieke uitdagingen uit te werken. Het is belangrijk om alle opties af te wegen, ook die in eerste instantie niet voor de hand liggen.
Om een positieve invloed uit te oefenen op de komende EU- en nationale regelgeving moeten oem’s actief in contact komen met hun branchegenoten. Het doel daarvan is ervoor te zorgen dat de focus van toekomstige EU-regelgeving niet komt te liggen op trends die nog niet zijn uitgeprobeerd en getest, zoals de repareerbaarheid voor de consument. Binnen deze bedrijfsomgevingen kunnen en moeten oem’s suggesties doen die leiden tot tastbare positieve resultaten voor de circulaire economie. Bijvoorbeeld het niveau bepalen van polymerase chain reaction (pcr)-doelstellingen in het kader van groene overheidsopdrachten. Er zijn ook andere initiatieven die wellicht kunnen profiteren van oem-inbreng, zoals de vrijwillige toezegging van de Europese Commissie over de Europese strategie voor plastic. Maar bijvoorbeeld ook denktanks die herfabricering kunnen stimuleren in het kader van de European Remanufacturing Council. Of wat te denken van door de EU gefinancierde onderzoeksprojecten, zoals hoe blockchaintechnologie de circulaire economie kan versnellen en kan zorgen voor meer transparantie door de hele waardeketen, van leverancier tot consument?