Er gaan de laatste tijd steeds meer stemmen op om de big tech-bedrijven op te splitsen, omdat hun invloed op ons online leven en -werk te groot zou worden. Too big to control – en to fail – zeg maar. Dat er iets moet veranderen, is in mijn ogen evident. Maar of op-split-sen de oplossing is, betwijfel ik.
De inkomsten van techgiganten overstijgen landen en handelsunies. Apple is het bedrijf met de grootste marktkapitalisatie ter wereld, gevolgd door Microsoft, Amazon, Alphabet (Google) en Facebook. Als Apple een land zou zijn, stond het in de toptien van meest welvarende landen. Zie daar de kern van het probleem. Al deze organisaties vormen structurele financiële wereldmachten mét grote invloed, zonder (voldoende) rekenschap af te leggen.
De Big Tech 5 zijn allemaal primair gericht op winstmaximalisering, veelal volgens het ‘winner takes all’-principe. Als er iets publiekelijk verkeerd gaat, wordt het boetekleed aangetrokken en worden er al dan niet maatregelen getroffen. Voor het overige is het ‘massa is kassa’. Op een nogal totalitaire manier bepalen deze bedrijven wat er wel en niet geoorloofd is op hun platformen. De recente Epic versus Apple Battle Royale is daar een goed voorbeeld van. Ongeacht of het een marketing-stunt van de game studio betreft, het legt wel een pijnlijke zenuw bloot. Apple dicteert wat er op hun platform gebeurt; gebruikers en aanbieders van diensten kunnen er niet omheen.
Vrije meningsuiting
Een ander, bijzonder essentieel thema is de mate van vrije meningsuiting. Facebook en ook andere, in de Verenigde Staten opgerichte socialemediaplatformen, zijn onmisbaar geworden voor een groot deel van generatie Z en zeker voor generatie Alpha. Gebruikers van deze platformen staan bloot aan een grote informatiestroom. We hebben eerder kunnen lezen dat de beelden en teksten die elke gebruiker ziet, gericht zijn op een langer verblijf op het platform én op interactie. Hoe dit zich kan uiten, wordt uitgebreid toegelicht in de Netflix-documentaire ‘The Great Hack’. Als deze documentaire al iets aantoont, is het de potentie van ingrijpende meningsbeïnvloeding via sociale media.
Natuurlijk ondernemen de sociale media regelmatig actie wanneer de kritiek te heftig wordt. Schadelijke en illegale content wordt – al dan niet geautomatiseerd – geweerd, wat op zich een positieve zaak is. Dit gebeurt echter op een manier die is gebaseerd op de eigen richtlijnen van het platform en in lijn met de Amerikaanse wetgeving. Content die hier legaal is of onderdeel van debat, wordt op deze manier regelmatig het slachtoffer van platform-censuur. Die lijkt ingegeven door ófwel het Amerikaans recht ófwel door de conclusie dat iets schadelijk is voor de inkomsten.
Hyperscalers
Een derde aspect om even aan te stippen, vormen de hyperscalers. Hoewel de gedachte een tiental jaren geleden was dat cloud computing zou leiden tot een ‘utilisering’ van rekenkracht, opslag en bandbreedte, blijkt niks minder waar. Ik heb eerder geschreven over cloudorchestratie, omdat het nog steeds lastig blijkt, om workloads te verplaatsen van de ene cloud naar de andere en om applicaties in cloud A te laten samenwerken met data in cloud B. Ook bij hyperscalers is het argument veelal van toepassing, dat de data binnen deze omgevingen onderhevig zijn aan het Amerikaans recht, waardoor de vraag zich aandient of deze te allen tijde veilig is voor nieuwsgierige ogen. Het is één van de redenen, dat Europese landen zich verenigen binnen een initiatief als Gaia-X om grootschalige cloudcomputing te faciliteren volgens Europees recht.
Daarnaast maakt de EU zich sterk voor manieren om ‘big tech’ een beetje minder big te maken, bijvoorbeeld door gedwongen afstoting van de Europese tak. Maar ook in het donorland van big tech en Silicon Valley, klinkt de roep om opsplitsing van de big tech-bedrijven steeds luider. Vanuit de kant van de democraten én van de republikeinen. Een belangrijk argument aan beide kanten van de grote plas is dat de techreuzen ‘too big to care’ geworden zijn en niet langer het belang van de consument centraal stellen. Of dat werkelijk de hoofdreden is en niet de economische macht en de invloed op de publieke opinie, wil ik buiten de strekking van dit artikel houden.
Waar het om gaat, is de effectiviteit van een ‘Splits ze op!’-maatregel, zoals hierboven omschreven. In het geval van Apple lijkt deze alleen al praktisch onhaalbaar; het betreft hier een ecosysteem waarvan de som meer is dan de individuele onderdelen. Dat ecosysteem op te breken in verschillende delen levert niet op wat het beoogt; het belang van de consument dienen. Er is een voorbeeld uit de jaren tachtig van de vorige eeuw dat deze redenering staaft. In 1982 werd Bell Systems, dat een monopolie had op telecommunicatie in de Verenigde Staten, opgebroken in een veelvoud aan telecom- en gerelateerde bedrijven, die onderling nog wel de nodige kruisverbanden onderhielden. Deze stap, destijds genomen in het kader van anti-trustwetgeving, was bedoeld om een concurrerende markt te faciliteren en prijzen te verlagen, beschikbaarheid en kwaliteit van de dienstverlening te verhogen. Precies die drie doelen werden niet gerealiseerd.
Papieren oplossing
In plaats de veel geopperde juridische, ‘papieren’-oplossing die het voor andere spelers mogelijk maakt markten te betreden, te concurreren en voor de Big Tech-bedrijven om te voldoen aan lokale wet- en regelgeving, verdient het aanbeveling om een ander pad in te slaan. Het gaat namelijk in de basis over de accountability van de leveranciers richting hun gebruikers, niet alleen richting hun aandeelhouders. Dat betekent dat ze meer open zouden moeten zijn over hun verdienmodellen en hun rekenmodellen.
Parallel daaraan kunnen de grote vijf (vroeger waren dat de accountants, weet u nog) inspraakorganen optuigen om te borgen dat de stem van de gebruikers gehoord wordt en deze zelf kan meepraten over de richting van de leverancier. Die inspraak geldt zowel de consumenten als de dienstenleveranciers die op basis van het platform hun oplossingen bouwen. Natuurlijk gaat het hier ook om wetgeving. Deze kan soms dit soort situaties niet aan, en is in andere gevallen nationaal gedreven, waarbij een ‘land als Facebook’ zo internationaal en groot is, dat het erg lastig is lokale wetten en regels goed en compleet na te leven. Ook daarin zal een consensus bereikt moeten worden.
Beseffende dat een onderneming geen democratie is, zal de algehele houding van de vijf rijkste bedrijven ter wereld uiteindelijk minder totalitair moeten worden met meer ruimte voor de gebruiker en de geografische context. Om te denken dat die mentaliteitsverandering tot stand kan komen door gedwongen opsplitsing en sancties schiet tekort. Ja, verandering moet er komen, maar het ‘verdeel en heers’-principe toepassen op dit te bereiken levert niet het gewenste resultaat op. Daarvan zijn voorbeelden genoeg te vinden.