Ooit al gehoord van een online-tussenhandelsdienstverlener? Wel, naast een vreselijk lang woord (net niet zo lang als gegevensbeschermingseffectbeoordeling) is het een categorie van online-tussenpersonen die samen met online-zoekmachines is onderworpen aan recente Europese wetgeving. Meer bepaald: de Europese Verordening 2019/1150.
Die wetgeving is exact een maand in voege.
Waarover gaat het?
De corona-crisis maakt duidelijk hoezeer de maatschappij (en de economie in het bijzonder) digitaliseert en informatiseert en hoe ondernemingen, van klein naar groot, daar ook meer en meer gebruik van maken. Vele handelaars die vroeger niet online actief waren, startten een digitaal kanaal om hun producten aan de man/vrouw te brengen, bijvoorbeeld door het opstarten van een eigen webshop of door hun producten aan te bieden via een online-platform of -marktplaats.
Net daarop is deze nieuwe Europese regelgeving van toepassing. Websites (en hun succes) hangen vaak af van hun rangschikking op online-zoekmachines. Evenzeer hangen ondernemers die hun producten aanbieden op online-platformen of -marktplaatsen (denk aan Ebay) in zekere mate af van de goodwill van die platformen.
De Europese Unie oordeelde dat het vaak kleinere ondernemingen zijn die afhankelijk zijn van grotere tussenspelers (jawel, de ‘online-tussenhandelsdiensten’) en de online-zoekmachines. En die vermeende ongelijkheid heeft de Europese regelgever willen balanceren met een set van nieuwe regels.
Voor een goed begrip: het betreft dus regels die van toepassing zijn op de relatie tussen de zakelijke gebruiker van de diensten en de aanbieder ervan – b2b dus. De regels zijn daarbij wel enkel van toepassing wanneer die zakelijke gebruiker de diensten gebruikt om goederen en diensten aan te bieden aan consumenten.
Wat bepaalt de regelgeving?
Vooreerst stelt de Verordening een reeks contractuele eisen. Het gaat dus wel degelijk om het reguleren van b2b-contracten, iets wat trouwens meer en meer gebeurt (zie bijvoorbeeld de nieuwe Belgische regelgeving omtrent oneerlijke clausules in b2b-contracten).
Zo stelt de Verordening uitdrukkelijke eisen omtrent de algemene voorwaarden van de online-tussenhandelsdienstverleners. Die moeten duidelijk en eenvoudig beschikbaar zijn, maar bijvoorbeeld ook uitleggen om welke redenen de dienstverlener de dienst zou kunnen opschorten of beëindigen. In de optiek van de Europese regelgever hangt de broodwinning van handelaars immers mogelijkerwijs af van deze beslissing. Om diezelfde reden legt de wetgeving ook het eenzijdige wijzigingsrecht van de dienstverleners aan banden.
Het beperken, opschorten of beëindigen zelf van de zakelijke relatie door de dienstverlener wordt ook beperkt en vereist een motivering en waar relevant, een opzegtermijn. De regelgever wil immers vermijden dat handelaars zomaar plotsklaps in de kou zouden komen te staan.
Bovendien stelt de Verordening ook nog enkele specifieke contractvoorwaarden (bijvoorbeeld een beschrijving van de manier waarop na het einde van het contract toegang is te nemen tot de informatie die door de handelaar werd verstrekt en op welke wijze persoonsgegevens worden verwerkt). Die voorwaarden moeten in elk contract terug te vinden zijn.
Een ander deel van de regels voorziet nu uitdrukkelijk dat de online-marktplaatsen en -zoekmachines duidelijk moeten aangeven op welke manier zij hun rangschikking bepalen. Zeg maar: waarom scoort de ene website beter dan de andere? Wanneer financiële tegenprestaties die rangschikking beïnvloeden, dan moet dat ook duidelijk worden beschreven. Dat moet de zakelijke gebruiker beter toelaten om correct in te schatten of en onder welke voorwaarden het doelpubliek is te bereiken.
De online-tussenhandelsdienstverleners moeten ook interne organisatorische maatregelen nemen. Zo verplicht de Verordening dat ze een intern systeem opzetten voor het afhandelen van de klachten van zakelijke gebruikers binnen een redelijke termijn. Ook moeten ze de gebruiker duidelijk informeren over de organisatie en de werking van dit klachtensysteem.
Bovendien zet de Verordening sterk in op bemiddeling bij discussies en verplicht het de dienstverleners om twee of meer bemiddelaars aan te duiden waarmee zij bereid zijn te werken om klachten die niet werden opgelost toch buitengerechtelijk trachten te beslechten.
Bedenkingen
Deze nieuwe regelgeving geeft bijkomende rechten aan zakelijke gebruikers die beroep doen op de zogenaamde online-tussenhandelsdiensten en online-zoekmachines. Wanneer je handel in bepaalde mate van dergelijke dienstverleners afhangt, dan kan je deze rechten inroepen in geval van een discussie.
Anderzijds zullen de online-tussenhandelsdiensten ondertussen moeten verzekeren dat hun contractuele voorwaarden enerzijds, en klachtenbehandelingssysteem anderzijds, voldoen aan de Europese wetgeving.
Deze regelgeving toont aan dat de Europese wetgever zich minstens bewust is van de voortschrijdende digitalisering van de economie, maar ook dat die digitalisering bepaalde risico’s inhoudt voor (kleinere) ondernemingen. Keerzijde van de medaille is dat op die manier ook de traditionele wilsvrijheid die tussen ondernemingen onderling nog steeds principieel geldt, meer en meer onder druk komt te staan.