De coronacrisis stelt verschillende zaken op scherp. Een ervan is dat we als maatschappij steeds verder zullen moeten gaan, en investeren, in digitalisering. Telewerk, virtueel vergaderen, shiften naar online-aanbod en andere vormen van digitale evolutie zullen naar alle waarschijnlijkheid een belangrijker deel uitmaken van de wereld 'post corona' – hoe apocalyptisch dat ook klinkt.
En maar goed ook. Digitalisering helpt ons om deze pandemie te bestrijden op een manier zoals we dat nooit tevoren konden. Maar de shift naar online/remote kent ook limieten en specifieke uitdagingen, ook op het juridisch vlak.
Het is een open deur intrappen om te stellen dat vele regels van toepassing zijn op online-activiteiten. Naast de simultane toepassing van ’traditionele’ rechtsregels moet men in de virtuele wereld immers bijkomend rekening houden met een ingewikkeld samenspel van regels uit bijvoorbeeld datawetgeving (GDPR), e-privacy wetgeving, wetgeving omtrent de elektronische handel, online consumentenwetgeving, et cetera.
Maar ook duidelijke contractuele afspraken in de it-sfeer winnen aan belang naargelang we meer afhankelijk worden van deze diensten. En die informaticacontracten kennen hun eigen jargon van sprints, milestones, agile, sla’s, slo’s, ola’s, service credits en perpetual licenses. Een multidisciplinaire aanpak met informatici, it-juristen en business-mensen wordt nu al vaak gehanteerd om een solide informaticacontract op te stellen. Maar ook op dit vlak staat de wetgeving niet stil.
Voor overeenkomsten, inclusief informaticacontracten, geldt de wilsvrijheid tussen b2b-partijen tot nog toe als norm: professionele partijen kunnen dus in principe overeenkomen wat ze willen. In navolging van bijvoorbeeld Duitsland zijn in België echter weldra regels van toepassing die deze wilsvrijheid (wettelijk) aan banden leggen. Met ingang van 1 december 2020 bepaalt de wet namelijk uitdrukkelijk dat b2b-overeenkomsten geen bedingen mogen bevatten die een ‘kennelijk onevenwicht’ scheppen tussen de partijen. Die wet, die voorlopig relatief onderbelicht blijft, geeft enkele voorbeelden van verboden contractuele clausules (bijvoorbeeld een partij doen afzien van elk verhaal tegen de andere, een eenzijdig recht geven de prijs te wijzigen, partijen verbinden zonder redelijke opzegtermijn, et cetera) maar bevat ook een algemene mogelijkheid om het contract in haar geheel te toetsen en haar clausules te beoordelen. Dit wordt dus een nieuwe wettelijke toetsingsmaatstaf.
Aan het opstellen van uw informaticacontract wordt dus binnenkort nog een extra wettelijke saus toegevoegd. Bestaande contracten zullen met het oog daarop moeten worden nagekeken.