Winkelhieren is het ‘woord van het jaar’. Het is misschien goed gevonden en draagt een positieve boodschap uit. Maar toch heb ik er zo mijn vragen bij.
Ik hoorde het gisteren op de radio. ‘Winkelhieren’ is Van Dales Woord van het Jaar. De term, bedacht door ondernemersorganisatie Unizo, wil zoveel zeggen als bij lokale bedrijven en winkels kopen. Eergisteren maakte de organisator ook het ‘woord van het jaar’ voor kinderen en tieners bekend. Op Radio1 mocht een taaldeskundige die keuze uitvoerig komen becommentariëren.
Ik weet het wel: de uitreiking van al die woorden van het jaar deze week past perfect in het eindejaar. Deze maand is volgepleurd met jaaroverzichten: van de beste films en boeken tot man/vrouw van 2019. Ja, wij bij Computable maken binnenkort ook het it-boek van het jaar bekend. Maar winkelhieren als woord van het jaar vind ik toch minder geslaagd, en wel hierom.
1. Het is een promo-actie
Wijlen Luc Devos zong het jaren geleden al: de middenstand regeert het land. Want ‘winkelhieren’ komt van ondernemersfederatie Unizo. En dat vond ik opmerkelijk: het woord van het jaar is eigenlijk het resultaat van een marketing- of promotieactie om dichter bij huis te (e-)shoppen. Dat vind ik, als kleine zelfstandige, een nobel idee, maar geen woord van het jaar. Dat hebben die kerels van Unizo toch mooi voor mekaar gekregen.
Ik ben volledig voor winkelhieren als concept. Ik heb bijvoorbeeld met veel interesse Gigantisme van Geert Noels gelezen als oproep tot kleinschaligheid. Maar tegelijk vind ik het bizar dat het ‘woord van het jaar’ het resultaat is van marketing. Sympathieke marketing misschien, maar nog altijd marketing.
2. Het woord is niet gekend
Mensen mochten er bij de verkiezing tot ‘woord van het jaar’ op stemmen en het was minister Hilde Crevits die opriep om voor winkelhieren te stemmen. Dat zal wel een duwtje hebben gegeven, want ik denk dat de meesten er nog nooit van hadden gehoord.
‘Klinkt als een woord uitgevonden door een groep die zo snel mogelijk met de aansluitende lunch wou beginnen’, zo reageerde iemand gisteren laconiek op Twitter. Dat vatte het zowat helemaal samen.
3. Het woord is niet ingeburgerd
Winkelhieren heeft als activiteit zelf ook nog een lange weg te gaan, zeker als het om e-commerce gaat. Velen shoppen bij Amazon, Zalando, Coolblue of Bol.com. We kunnen dat niet fijn vinden, maar het is gewoon zo.
Trouwens hoeveel Belgische e-shops kennen we? Ik denk dan aan Torfs of Veepee.com (al is die zelfs niet 100 procent Belgisch meer). Natuurlijk zijn er interessante Belgische e-shops, zoals Kazidomi. Vaak gaat het om niche-winkels, daar is niks mis mee. Maar een grootschalig initiatief is er amper. Van het door Roularta met veel tromgeroffel gelanceerde Storesquare, dat lokale winkeliers moest verenigen, raakte enkele maanden geleden net bekend dat het eerder een tegenvaller was.
Shoppen bij lokale e-shops lijkt vaak nog een eind weg. Eerdere woorden van het jaar waren veel meer ingeburgerd. Denk aan flitsmarathon (winnaar 2014) of selfie (winnaar 2013). Ik kan me best voorstellen dat zelfs het woord van het jaar van 2016 meer ingeburgerd is: dat was toen samsonseks.
4. Er waren betere kandidaten
Ik vond klimaatspijbelaar (die andere kanshebber voor dit jaar) meer geschikt als woord van het jaar, want dat was in 2019 echt aan de orde.
In Nederland kozen ze als woord van het jaar voor boomer, als ingeburgerde jongerenterm voor een persoon van gevorderde leeftijd, met ouderwetse denkbeelden.
En de Belgische jeugd ging voor karma als kinderwoord van het jaar. Dat zijn nog eens woorden die echt worden gebruikt.