Tien jaar geleden startte het Antwerpse hof van beroep vol goede moed met een project om Limburgse zaken vanop afstand af te handelen via videoconferentie. Een succes werd dat niet.
Bij het Antwerpse hof van beroep startte in 2009 een proefproject om de Limburgse zaken waarin beroep was aangetekend via videoconferencing te laten verlopen. Op zich was het een logische keuze. Door rechtszaken af te handelen via videoconferentie werd efficiënt omgesprongen met tijd en middelen.
Het project kreeg in 2010 zelfs de innovatieprijs van de Hoge Raad voor de Justitie. Dat was toen. Tien jaar later blijkt videorechtspraak een dalende trend te vertonen. Werden in 2011 nog 223 zaken behandeld via videoconferencing, vorig jaar waren dat er 83. Dit jaar staat de teller op 52 behandelde zaken. Dat schrijft De Tijd.
Geen verklaring
De cijfers komen van minister van Justitie Koen Geens (CD&V), die ze bezorgde aan Kristien Van Vaerenbergh (N-VA), de voorzitster van de Kamercommissie Justitie.
Opvallend is dat er niet echt een verklaring is voor de daling in het gebruik van videoconferencing. Zo zijn er, wat betreft het Antwerpse voorbeeld, de files van Limburg naar Antwerpen er niet kleiner op geworden.
In het bedrijfsleven is videoconferencing alleen maar meer ingeburgerd geraakt. Blijkbaar (nog) niet bij justitie.