Wat is de invloed van de digitalisering op de arbeidsmarkt? Welke uitdagingen staan ons daarbij te wachten en wat zijn de gevolgen? Dat vroeg de Europese Commissie aan tien deskundigen. Hun rapport schetst trends zoals digitalisering en de vergrijzing van de beroepsbevolking en gevolgen als toenemende ongelijkheid, veranderende bedrijfsmodellen en verplaatsing van banen.
De deskundigengroep (met vertegenwoordigers uit de wetenschap, overheid en het bedrijfsleven) wordt voorgezeten door prof. dr. Maarten Goos, docent Economie aan de Utrecht School of Economics en verbonden aan de hub Future of Work van de Universiteit Utrecht. De digitalisering brengt stevige veranderingen mee op de arbeidsmarkt en heeft een grote invloed op hoe werk gedaan wordt, klinkt het in het rapport ‘The impact of the digital transformation on EU labour markets’
Daarbij springen enkele trends in het oog. Er is een duidelijke hausse in automatisering en technologische vooruitgang op de werkvloer, veel jobs zijn ondertussen door robots of computers uit te voeren en dreigen dus overbodig te worden voor mensen. Dat is nog lang niet zo voor alle jobs, geeft het rapport aan. De automatiseringsgolf zit vooral in het middensegment. Voor zeer technische jobs (ingenieurs) geldt het veel minder, net zoals voor veel jobs waar pure handarbeid belangrijk is (bijvoorbeeld kelner). Digitalisering zorgt trouwens ook voor bijkomende werkgelegenheid, bijvoorbeeld voor it’ers, geeft het rapport aan en ook de nieuwe rijkdom die de digitalisering meebrengt, zorgt voor jobcreatie.
Tegelijkertijd wordt de arbeidsmarkt steeds meer globaal. Waar een werknemer precies woont, maakt voor veel digitale platformen niet meer uit. Een programmeur kan even goed vanuit India of Roemenië werken als vanuit België of Nederland. Daarnaast is er ook een wildgroei aan soorten arbeidsovereenkomsten en worden de werknemers almaar ouder. Door digitale platformen wordt het gemakkelijker om bijvoorbeeld als freelancer aan de slag te gaan. Ook trends als micro-jobs en gig-platforms worden door de digitalisering aangevuurd.
De implicaties van deze trends zijn duidelijk: de zakelijke modellen waarmee bedrijven aan de slag gaan, veranderen en er is een groeiende ongelijkheid tussen werknemers. In de OESO-landen is nu ongeveer zestien procent van de werknemers zelfstandige, nog eens dertien procent werkt met tijdelijke contracten.
Heel veel werknemers ontberen ook de nodige skills om in de toekomst nog mee te kunnen en dreigen buiten de boot te vallen. Er is dus veel meer ‘inclusie’ nodig om economische en sociale polarisatie op de arbeidsmarkt te voorkomen en om, daaruit voortvloeiend, sociale ongelijkheid tegen te gaan.
Tegelijkertijd moet er gewaakt worden over de kwaliteit van de jobs en moet er oog zijn voor een deugdelijke work-life-balance. Een op zes burgers in de EU klaagt over geestelijke gezondheidsproblemen (84 miljoen mensen) en een op de vijf mensen van vijftien jaar en ouder drinkt meer alcohol dan goed is. Ook diabetes is in Europa aan een opmars bezig.
De scholing van werknemers moet anders en beter, zodat ze ook in de toekomst inzetbaar blijven. Er moet meer ingezet worden op digitale- en online-leermiddelen, zoals MOOC’s, courseware, informele trainingsvideos en lesmateriaal en e-boeken. Ook startups hebben hierin een belangrijke rol te spelen.
Maatregelen
Om alle uitdagingen aan te kunnen, formuleert de expertengroep aanbevelingen die in drie categorieën werden gebundeld: ‘Opgeleide werknemers’, ‘Nieuwe arbeidsrelaties’ en ‘Een nieuw sociaal contract’.
De eerste bundel benadrukt het belang van levenslang leren om de digitale geletterdheid op te krikken. Het stelt voor om per werknemer een soort persoonlijk ‘leeraccount’ op te richten waarop wordt bijgehouden welke skills de werknemer zich heeft meester gemaakt. Dat account blijft persoonlijk en verhuist mee als de werknemer van job verandert. Daarnaast moeten er intermediaire structuren komen (arbeidsbureau’s of openbare arbeidsdiensten) om bijvoorbeeld laaggeschoolde arbeiders of mensen wiens job door automatisatie bedreigd wordt, extra training te geven.
De ‘Nieuwe arbeidsrelaties’ gaan over de manier waarop omgegaan wordt met de stressgerelateerde problemen die voortkomen uit de digitalisering en de nieuwe volatiliteit op de arbeidsmarkt. Er moet daarnaast ook een regeling komen om zowel standaardarbeidsovereenkomsten als niet-standaard-contracten op dezelfde (administratieve) manier te behandelen. Tot slot pleit de groep voor een sterkere en constante sociale dialoog tussen werknemers en sociale partners, zeker in de platformeconomie. Dat kan eventueel ook via online-kanalen.
‘Een nieuw sociaal contract’ omvat maatregelen om bijvoorbeeld ook mensen met een niet-standaard-arbeidsovereenkomst beter te beschermen tegen ziekte en werkloosheid. Dit soort garanties moet ook aan iedere werknemer verbonden zijn en niet aan elke job. Daarnaast moeten er belastingregels komen voor zelfstandigen die via online-platformen voor verschillend bedrijven werken. De groep pleit er ook voor om data van werknemers en consumenten die bedrijven voor eigen gewin gebruiken, gecompenseerd zouden worden.