‘Het DG Digitale Transformatie moet de spil van de digitalisering van de federale overheidsdiensten worden. Het einddoel moet zijn om de burger beter ten dienste te zijn’, speechte Alexander De Croo, vicepremier en minister van Ontwikkelingssamenwerking, Digitale Agenda, Telecom en Post, bij de start in 2017. Ben Smeets cum suis staan voor een omvangrijke uitdaging, waarbij hij aantekent: ‘Digitale transformatie is een heel ander verhaal dan het digitaliseren van overheidsprocessen.’ Ik sprak Smeets voor een interview voor de veertiende editie van GOV magazine van Atos.
‘Deze regering heeft het initiatief genomen om de overheid efficiënter en effectiever te laten werken, en daarbij alle ondersteunende diensten (hr, begroting, overheidsaankopen, ambtenarenzaken, it en e-government) te integreren in de nieuwe Fod Beleid en Ondersteuning (Fod BOSA). Het voordeel is, dat we daar nu naar een geïntegreerde en dus meer coherente aanpak kunnen gaan’, aldus Smeets. ‘Het DG Digitale Transformatie is een drijvende kracht achter deze evolutie en de digitale hervormingen van de federale overheid. Wij verlenen adviezen en werken projecten uit in verband met de nieuwe technologieën, met bijzondere aandacht voor burgers, ondernemingen en het maatschappelijk belang.’
Andere kijk en aanpak
Smeets vertelt recent een blog te hebben gelezen van onderzoeks- en adviesbureau Gartner over e-government ontwikkelingen in Duitsland. Hij trekt een parallel met België en andere Europese landen. ‘We zitten allemaal met een identiek verhaal: e-government is eigenlijk een concept van de jaren 2000 over het digitaliseren van overheidsprocessen. Digitale transformatie is een heel ander verhaal en vereist een bredere kijk en holistische aanpak. Ook de ondernemingswereld wordt daarbij betrokken.’
‘De taakuitbreiding naar digitale transformatie impliceert dat we ook veel meer met innovatie bezig zijn’, aldus Smeets. ‘We moeten ook daarom zorgdragen voor het creëren van een maatschappelijk draagvlak.’
Want het grotere doel is de transformatie van België tot een digitaal ecosysteem dat zorgt voor economische vooruitgang, jobs en innovatie. ‘Met de Digitale Agenda voor België willen we het economisch potentieel van de digitale economie in ons land ten volle benutten. ‘Digital Belgium’ is het actieplan dat de digitale langetermijnvisie voor ons land schetst en vertaalt in duidelijke ambities. Aan de hand van vijf heldere inhoudelijke prioriteiten willen we de positie van België op de digitale kaart versterken.’
‘Doe maar digitaal’
Smeets spreekt van een ‘on going’ proces. De voortgang van de graad van digitalisering van de diensten en het gebruik ervan worden voortdurend gemonitord via een ‘digital dashboard’. Hij zegt: ‘Dit is nooit af, daar moet je constant aan werken, constant aan meten, constant mee verder gaan. Daarom ook dat ‘Doe maar digitaal’ het motto is van de communicatie aanpak.’
Dat motto sluit aan bij het ‘digital first’ credo van minister De Croo. ‘De doelstellingen die we van onze minister hebben gekregen zijn 1) in de Top-3 van de Digital Economy and Society Index (DESI) geraken. 2) Mogelijk maken dat 75 procent van de interacties met de overheid digitaal gebeurt. En 3) zorgen dat die ook voor 75 procent effectief worden gebruikt. Die laatste is misschien de moeilijkste om te realiseren, want er zijn al heel veel interacties mogelijk, maar we zien ook dat de burgers er nog te weinig gebruik van maken. Daarom heeft de minister zich ook duidelijk uitgesproken voor ‘digitaal als uitgangspunt’ waar we tot nu toe consequent een multi-channel aanpak hebben gehanteerd. Met de belastingaangiften verkrijgen we al ruim vijf miljoen aangiftes online. Wat toch wel een behoorlijk aantal is, op een beroepsbevolking van zeven miljoen.’
België staat in de DESI op een zesde plaats (meting 2017). Het gebruik van digitale overheidsdiensten door burgers is van november 2014 tot november 2017 bijna verdubbeld en de besparingen zijn in die periode zelfs verdrievoudigd (van 10 naar 30 miljoen euro). ‘Waar we elk jaar stevig vooruitgaan, zakken we in de DESI-ranking. België heeft een behoorlijke digitale maturiteit, de infrastructuur, de voornaamste bouwstenen en concepten hebben we. Maar de snelheid in de uitvoering van de implementatie, daar verliezen we het momentum. Een land als Luxemburg is de grootte van een administratie van ons. Zij kunnen in een keer een rigoureuze stap zetten. Je hebt landen, zoals Estland, die grote sprongen doen; nu ook Ierland en Engeland. Dus hoe krijg je aan de mensen uitgelegd dat we wel vooruitgaan, maar dat anderen sneller of beter vooruitgaan?’
En waar ligt dat aan?
Smeets glimlacht: ‘Dat is een beetje de Belgische context en cultuur. Je zit nu eenmaal met ons gelaagd overheidsmodel. Op sommige dossiers, neem mobiliteitsproblematiek, zijn er wel tot vijf overheidsniveaus die daar allemaal hun zegje in moeten hebben en zichtbaar in willen zijn. En eigenlijk: voor de burger of ondernemer maakt dat allemaal niet uit, die ziet één overheid. Die wil niet weten welke diensten en niveaus daarachter zitten. Het bewustzijn is er wel, en de wil ook, maar tegelijkertijd zitten daar ook heel veel emoties. Elk gewest en elke gemeenschap wil ook aan die burger tonen dat die meerwaarde heeft, dat men iets gedaan heeft om zijn problemen op te lossen. Nederland is hier bijvoorbeeld veel rationeler in.’
‘Nogmaals: we hebben de componenten in plaats. Wij kennen drie authentieke bronnen. Een die alles registreert rond de persoon, ons Rijksregister. Een die alles registreert rond de onderneming, de Kruispuntbank Ondernemingen. En een derde met alle territoriale informatie: kaarten, kadastergegevens en dergelijke. Dat zijn de drie grote gegevensdomeinen. We hebben daaraan ook telkens unieke sleutels gekoppeld. Dat was bijvoorbeeld begin jaren 2000 een meerwaarde bij de uitgifte van onze elektronische identiteitskaart. Dus al die componenten zijn er, de maturiteit is hoog en daardoor liggen er kansen om volgende stappen te kunnen zetten. Maar de complexiteit van ons bestel en de moeilijkheid om snel tot applicaties te komen, maakt dat die update eigenlijk veel te laat bij de burgers komt.’
Technologie is niet de ‘bottleneck’
‘Voor de belastingaangiften halen we dus al ruim de 75 procent norm. Dat komt omdat wij, zoals ook in Nederland, steeds meer in de richting gaan van de vooraf ingevulde aangifte. Dat is dus een platform waar vooruitgang op zit. Nu we zijn daar ook al mee bezig sedert 2000, maar ik vind dat ook een mooi voorbeeld van een applicatie die wij nog opgestart hebben en uiteindelijk overgedragen hebben aan de business. Dat is het model waar we naartoe willen. Het heeft meerwaarde om generieke componenten, zoals identity- en access management en ook een service-bus, om die vanuit het DG Digitale Transformatie te ontwikkelen en aan te bieden aan de departementen. Maar de pure business applicaties die sectoraal worden gebruikt, daarvan willen we dat het eigenaarschap wel in de departementen blijft. Want wie weet bijvoorbeeld het beste hoe je belastingen moet innen? Dat is toch wel de Fod Financiën. Dat is ook het mooie in de digitale transformatie: de technologie is niet de ‘bottleneck’, maar veeleer een hefboom voor de business ontwikkeling. De expertise zit daar en wij moeten enkel de ontbrekende stukken aanreiken.’
Zo is er het G-cloudprogramma, het resultaat van een gezamenlijk initiatief door meerdere publieke instellingen: federale overheidsdiensten, instellingen van de sociale zekerheid en de zorgsector. Het betreft een hybride community cloud die wordt gehost in datacenters van de overheid. Het beheer ervan geschiedt door de overheid waarbij voor de uitbouw en de operationele werking een beroep wordt gedaan op het bedrijfsleven.
‘Een gemeenschappelijke ‘roadmap’ wijst de weg naar de ontwikkeling van de G-cloud’, zegt Smeets. ‘In het kader van de globale transformatieaanpak hebben wij een aantal analyses gemaakt en daarbij 49 ‘customer journeys’ geïdentificeerd. We werken met de verschillende overheden daar rond samen en volgen dit verder op. En ook op het vlak van de doelarchitectuur hebben we afspraken gemaakt, dat is een beetje ons referentiepunt. Dus je hebt al een begin van gemeenschappelijke architectuur met verschillende componenten die alle overheden integreren en we hebben een aantal standaarden en normen gedefinieerd. Op de portal belgif.be staan alle standaarden en normen die elk van de overheden vandaag de dag gebruikt. Vanaf het ogenblik dat er meerdere overheden allemaal dezelfde standaard afvinken, heb je een feitelijke standaard. Maar we moeten het wel een stukje meer opbouwen en die overheden er allemaal sterk bij betrekken. Want we zijn niet een hiërarchisch federaal land en elk niveau heeft zijn verantwoordelijkheid en zeggingskracht daarin.’
Overkomen als één overheid
‘Voor ons is die identificatie/authenticatie een van de belangrijke generieke bouwstenen die je nodig hebt. De uiteindelijke doelstelling is de burger en de onderneming tevreden maken. Vertrouwen en veiligheid zijn daarvoor absolute voorwaarden. Een onderliggende doelstelling is de overheidsdienstverlening efficiënter maken. Naar de burger toe moeten we overkomen als één overheid. Dit houdt ook het respecteren van het ‘once only’ principe in, dat de burger maar een keer informatie aan de overheid doorgeeft en de overheid moet het dan maar aan de achterkant organiseren. Dat betekent dat we de gegevens zoveel mogelijk open en herbruikbaar maken, ook voor andere initiatieven. Daar zitten wij met een vrij grote uitdaging om altijd dezelfde concepten en definities te hanteren.’
‘We proberen in het kader van nieuwe wetgeving meer en meer te waken over die gemeenschappelijke definitie. En voor de bestaande wetgeving te zorgen dat we die meer op elkaar afstemmen. België is een relatief klein land. Dus je moet zeker tussen overheden al met eenzelfde ecosysteem werken. Bijvoorbeeld voor identificatie/authenticatie hebben we daartoe de Federal Authentication Services (FAS) opgezet. Die is gestructureerd op autorisatieniveau’s en op elk niveau kan de burger kiezen uit een aantal sleutels om zich te identificeren en authentiseren.’
Itsme-app
Een recente innovatie is de Itsme-app voor de smartphone waarmee mensen zich online kunnen identificeren. De app is een initiatief van enkele telco’s en banken in België. ‘Als we binnen de overheid zo’n oplossing zelf hadden moeten bouwen, zou dat veel langer duren en meer kosten. En uiteindelijk krijg je nooit de ‘single sign on’ gerealiseerd. Nu hebben we een wettelijk erkenningskader gecreëerd waarbinnen authenticatieoplossingen van de private sector ook kunnen erkend worden voor de overheid. De burger kan zich online identificeren en aanmelden bij genoemde bedrijven, maar ook bij overheidsdiensten als MyBelgium, eBirth, Tax-on-web, Myfin en MyPension. Het vertrekpunt blijft altijd de Belgische identiteitskaart. Je moet die gebruiken om je te registreren bij itsme en daarna kun je de app gebruiken om je te authenticeren met dezelfde bewijskracht en veiligheidsgaranties. Dus je combineert eigenlijk het beste van twee werelden: je hebt een mobiele oplossing, maar je vertrekt altijd van die door de overheid gevalideerde identiteit. En zo creëer je de veiligheid en het vertrouwen.’
Er wordt ook hard gewerkt aan een geïntegreerde toegang voor de e-Box, vertelt Smeets. ‘Elke burger heeft een tiental boxen vandaag: Myfin, MyPension, nutsbedrijven hebben e-Boxen. Je verliest je weg daarin. Ons idee: zet daar een koepel over zodat je als burger zelf kunt kiezen met welke e-Box je het liefste werkt. Via die e-Box kan je toegang krijgen tot alle berichten van de overheid. We zijn met een zestal partners dat aan het bespreken op een gelijkwaardige manier als voor itsme: integratie met private oplossingen die de burger al gebruikt en die we gaan accrediteren voor de overheid. De businesscase zit vooral in de vergelijking met de papieren briefwisseling. Als je kijkt wat de overheid vandaag uitgeeft aan postzegels – en nog meer aan de aangetekende zendingen: als we daarin kunnen digitaliseren, sparen we niet alleen die portokosten uit maar door de automatische verwerking vermindert ook de behandelingstijd. Dit is ook zo voor de e-facturatie. Dus daar zit wel een serieuze businesscase achter waardoor we miljarden euro’s per jaar kunnen besparen. Op die manier wordt het voor de burger en de onderneming eenvoudiger. Voor de overheid wordt het eenvoudiger én goedkoper. En we kunnen opnieuw een serieuze stap zetten op het vlak van digitalisering en de overheid kan dan bovendien ook nog gepersonaliseerd communiceren met de burger.’
Dit artikel is ook te lezen in GOV magazine nummer 14 van Atos.