De FCC (Federal Communications Commission) heeft in de V.S. gekozen voor het afschaffen van de netneutraliteit. Daarmee is Amerika een land geworden waar telecomproviders en ISP’s zelf kunnen kiezen welke content ze op hun netwerk prioriteit geven.
Twee democraten tegen drie republikeinen. Met die krappe meerderheid koos de FCC er vorige week voor om de netneutraliteit in de VS af te schaffen. De gevolgen zijn niet min: tot nog toe werd elke aanbieder van content op het internet (van de lokale winkelier om de hoek tot Facebook) gelijkwaardig behandeld. Dat systeem gaat op de schop. Bij criticasters komt daarmee het doembeeld opzetten dat het vrije, open internet verleden tijd is. Een kabelboer kan perfect zijn eigen videodiensten prioritiseren ten nadele van pakweg Netflix. Of klanten die Netflix toch optimaal wil consumeren extra laten betalen.
Veel technologiebedrijven, zoals Google en Apple, hebben zich tegen de maatregel uitgesproken. Zij vrezen uiteraard dat hun diensten schade zullen ondervinden ten nadele van de eigen diensten van de isp’s. Ook de innovatie komt hiermee in het gedrag, voeren ze aan. Voor kleine start-ups zal het onmogelijk worden om snel een groot publiek aan te spreken als andere, gevestigde spelers een voordeel krijgen.
Het protest heeft weinig uitgehaald. Ajit Pai, de voorzitter van de FCC die door president Trump is aangesteld en die, tussen haakjes, zelf een verleden heeft bij telecomgigant Verizon, wou absoluut de netneutraliteit afschaffen.
In Europa loopt het voorlopig zo’n vaart niet. Hier is de netneutraliteit voorlopig nog wettelijk gewaarborgd, zowel in nationale als Europese wetgeving.