Oracle heeft alsnog gelijk gekregen: Intel schrapt zijn 64-bit Itanium-processor. De ooit veelbelovende serverchip heeft het afgelegd tegen de concurrentie: Intels eigen x86-processors. Een necrologie.
De nieuwste generatie van Intels Itanium-processorplatform verlaat ‘de haven’ en zal nog meerdere jaren dienst doen. Maar dan is het avontuur van IA-64 voorbij: de zevende generatie is de laatste, bevestigt Intel nu. Computable zag dit vorig jaar al wel aankomen. De Itanium 9700 (codenaam Kittson) wordt na jaren van uitstel sinds deze maand in volume geleverd door Intel. Dat volume is echter lang niet wat ooit werd voorzien en voorspeld.
Geen behouden vaart
Gaandeweg de neergang van het Itanium-platform hebben diverse servermakers en softwareproducenten het schip verlaten. Opvallende uitstapper is softwaregigant Oracle die plots de stekker uit zijn Itanium-producten trok, met als opgegeven reden dat Intel zijn 64-bit chip zou gaan schrappen.
HP en Intel hebben die notie fel bestreden, ook langs juridische weg. Daarbij heeft HP uiteindelijk een miljardenoverwinning geboekt. Maar toch is de Itanium toch ten onder gegaan, en niet alleen door Oracle’s exit. Terwijl HPE nog Itanium-servers levert en klanten support tot zeker 2025 belooft, valt er op processorgebied niets meer te verwachten. Hoe is dit zo gekomen?
Andere tijden
De toekomst is aan 64-bit, zoveel is duidelijk. Alleen, welk 64-bit processorplatform? Dat was de billion dollar question eind vorige eeuw, toen het toenmalige HP de handen ineensloeg met Intel. Onder de codenaam Merced begonnen hardware-ingenieurs van de twee ict-reuzen aan de ontwikkeling van een nieuwe, revolutionaire processorarchitectuur.
Deze wordt 64-bit (IA-64), schaalt tot enorme aantallen in multiprocessor-servers, legt code-intelligentie en prestatievermogen neer bij het slim compileren van software, en bevat meer technische innovaties. Bovendien belooft het schaalgrootte en prijsvoordeel te krijgen dankzij (massa)productie in Intels fabrieken. Tenminste, dat was het plan mid jaren negentig. Ter verduidelijking: HP van toen valt meer te vergelijken met HPE (HP Enterprise) van nu, na de splitsing, dan met het huidige HP Inc.. Eind vorige eeuw omvatte HP de grootzakelijke ict-markt en de pc- plus printermarkt.
De servermarkt zag er in die tijd aanmerkelijk anders uit. Er waren grote leveranciers, die elk eigen Unix-varianten en eigen (64-bit) processorplatformen gebruikten. HP had zijn besturingssysteem HP-UX en de PA-RISC chips. Het bedrijf zag echter de benodigde investeringen voor toekomstige processorverbeteringen exponentieel toenemen en zocht zijn heil in een vergaande samenwerking met Intel.
EPIC i.p.v. CISC en RISC
De basis hiervoor gaat eigenlijk nog wat verder terug: naar het idee van Epic (explicit parallel instruction computing). Dat vormt een andere benadering dan de toen gangbare, en behoorlijk gescheiden aanpakken van cisc (complex instruction set computing) en risc (reduced instruction set computing). Intels x86-processors toen waren vooral cisc, terwijl risc de opzet was voor een veelbelovende tegenhanger als IBM’s Power-processors (en de samen met Apple en Motorola afgeleide PowerPC-chips).
Epic moest een nieuw begin maken en een grootse toekomst brengen. HP droeg voor Merced een deel van zijn processorkennis bij, waar dan ook zijn concurrenten van zouden gaan profiteren. Intel zou namelijk meewerken aan het ontwerp en dan zijn productiecapaciteit aanwenden om de resulterende serverprocessors te fabriceren voor iedereen die ze maar wil. Net zoals gewone x86-chips voor pc’s dus.
Standaardisatiestreven
Het oorspronkelijke doel was dat de nieuw te ontwikkelen processors in de servermarkt eenzelfde revolutie zouden brengen als Intel eerder in de microcomputermarkt had veroorzaakt. Vóór de standaardisatie van pc’s met ‘Intel Inside’ bestond de wereld van personal computers uit verschillende, incompatibele microcomputers. Elk met eigen besturingssysteem en eigen processorplatform.
Intel zou als een soort Zwitserland zijn: neutraal naar serverproducenten toe, die dan elkaar beconcurreren met eigen verbeteringen, op andere fronten. De beoogde overgang naar een algemeen gebruikt platform voor serverprocessors zou dan de kosten spreiden over alle partijen. Standaardisatie leidt tot schaalgrootte en belooft bovendien snellere chipontwikkeling en meer innovatie. Tot zover de theorie.
Uitstel en prestatietegenvaller
In de praktijk hebben de eerste Merced-chips flinke vertraging opgelopen. Na de officiële onthulling in 1997 is in 1999 het debuut gekomen van dit nieuwe processorplatform, dat toen officieel Itanium werd genoemd. Daarbij bleek het prestatieniveau van die eerste generatie nog tegen te vallen. Bovendien vereisten de compleet andere architectuur en instructieset een flinke inspanning van softwaremakers om hun producten op Itanium te laten draaien.
Toch waren de aanvankelijke prognoses, van marktvorsers als IDC en Gartner, nog positief. Immers, de keten van standaardisatie, schaalgrootte en dan marktverovering leek een onweerlegbaar argument. En eigenlijk was het dat ook. Alleen dan niet voor de Itanium, die eigenlijk al op achterstand begon. Niet alleen technisch op achterstand, maar ook qua markt en concurrentie.
Uit onverwachte hoek
Er was immers al een standaardplatform dat de voordelen genoot van schaalgrootte en een neutrale processorproducent. En dat waren de x86-processors van Intel zelf, die al ambities voor workstations en servers had met zijn Pentium Pro-chips. Sinds juni 1998 bracht Intel zijn speciaal ontworpen Xeon-processoren voor die lucratieve markt. Hét grote verschil met de veelbelovende Itanium was dat de x86-concurrentie 32-bit was en dus niet meer dan 4 gigabyte aan geheugen kon aanspreken. Niet zonder aparte en soms complexe ingrepen.
Intels kleine concurrent AMD heeft toen roet in het eten gegooid. Die producent van x86-compatibele processors voorzag zijn 32-bit chips van 64-bit extensies waarmee de geheugengrens van 4 gigabyte werd geslecht. Niet lang na het debuut van AMD’s semi-64-bit Opterons volgde Intel met soortgelijke Xeons en later ook andere chips. De scheiding tussen 32-bit onderkant en 64-bit bovenkant van de servermarkt werd hierdoor weggenomen.
Prestatie met een prijs
In de ambitieuze Itanium-plannen hadden Intel en HP overigens wel rekening gehouden met concurrentie door het bestaande x86-platform. Zowel de populariteit van x86 als de verwachte impopulariteit van software porting naar IA-64. De Itanium zou ook compatibel zijn met traditionel x86-software. Het toch al complexe processorontwerp kreeg hiervoor een apart gedeelte dat dan x86-code kon draaien.
Helaas bleek het prestatieniveau daarvan flink tegen te vallen. Deze negatieve factor kwam nog eens bovenop de hogere kosten voor Itanium-servers, de licentiekosten voor geporte serversoftware, plus relatief gebrek aan IA-64 software. In de loop der jaren zijn de telkens bijgestelde prognoses dan ook steeds verder afgegleden van de oorspronkelijke positieve voorspellingen. En, nu is de laatste generatie hier. Kittson vaart uit, net voor het twintigjarige jubileum van de Merced-onthulling.