Toen het LCL-datacenter veertien jaar geleden werd opgericht, was het geloof in datacenters vrij klein. Vandaag is de grootste uitdaging voor LCL om de groeiende vraag bij te houden. De komst van cloud computing bleek daarbij geen hinderpaal, integendeel: 'Dankzij cloud computing werd de meerwaarde van een lokaal datacenter nog veel duidelijker', vertelt LCL-oprichter Laurens Van Reijen.
Toen oprichter, eigenaar en zaakvoerder Laurens Van Reijen in 2002 zijn datacenter – uit de curatele van de activiteiten van KPNQwest – van Ebone overnam, was dat wellicht geen al te dure aankoop. ‘De datacenters waren gebouwd voor een markt die er destijds niet bleek te zijn’, verklaart Van Reijen. De malaise, daarbij verwijzend naar de markt van e-commerce, die met het instorten van de internetzeepbel, al begraven leek nog voor ze goed en wel was opgestart. Maar de vreugde sloeg al snel om toen Van Reijen merkte wat hij eigenlijk had gekocht: ‘Er bleken nog weinig klanten over en al even weinig infrastructuur. Ik moest letterlijk alles van de grond af terug opbouwen.’
Toch geloofde Laurens Van Reijen meteen in het potentieel van dit datacenter: ‘Voor zowat alles was dit datacenter perfect gelegen’, licht hij toe, ‘doordat de netwerken van alle mogelijke telco- en andere operatoren vlakbij het datacenter passeren, kunnen we hierop eenvoudig aansluiten. En we kunnen een volledig carrier-neutraal en redundant netwerk aanbieden aan een betaalbare prijs. Vele telco’s hebben zelfs glasvezel tot in ons gebouw voorzien.’
Organische groei en overname
De centrale ligging en netneutraliteit bleken aan te slaan. Op twaalf jaar tijd is het datacenter in Diegem in oppervlakte verdubbeld en in stroomcapaciteit zelfs verviervoudigd. ‘Door de consolidatie- en virtualisatiegolf is het stroomverbruik natuurlijk veel sneller gestegen dan de oppervlakte’, merkt Van Reijen op. En maar goed ook, want de grondprijzen in deze streek rond Brussel zijn niet de goedkoopste. Toch is ook nu weer een nieuw gebouw van zowat zeshonderd vierkante meter toegevoegd om aan de stijgende vraag te voldoen.
Naast de organische groei is LCL ook eenmaal op het overnamepad gegaan. In 2011 hebben ze het datacenter DataCloud in Erembodegem nabij Aalst overgenomen, dat amper een jaar eerder zijn deuren had geopend. ‘Tegen dan was de concurrentie in de datacentermarkt al bikkelhard. Wie niet over de juiste adelbrieven beschikte hield het niet lang uit, ondanks de groeiende vraag aan datacenterruimte’, aldus Van Reijen. ‘Dat was trouwens de eerste grote uitdaging voor LCL in Aalst: de nodige redundantie inbouwen, zodat we Tier 3 kwaliteit kunnen bieden aan onze klanten.’
Maar niet alleen kwalitatief wordt de vestiging in Aalst onder handen genomen: vorig jaar zagen we al een uitbreiding van de vestiging in Aalst met driehonderd vierkante meter, en ook volgend jaar wordt werk gemaakt van de uitbreiding van het Aalsterse datacenter.
Sinds deze overname heeft LCL datacenters op drie verspreide locaties: Diegem, Aalst en Antwerpen. Voldoende ver van elkaar en niet alle op de as Brussel-Antwerpen. Een gewaardeerde troef, zo blijkt nu. Niet alleen hebben klanten uit Oost-en West-Vlaanderen een fysieke ruimte ter beschikking waarvoor ze niet steeds tot in of nabij de drukke steden Brussel of Antwerpen moeten rijden, maar de claim van redundantie en rampenbestendigheid wordt groter wanneer de datacenters zich niet allemaal in die ene populaire regio Zaventem-Diegem-Vilvoorde bevinden.
Datacenter, blijf bij uw leest
LCL boekt momenteel een omzet van zowat zeven miljoen, met zestien vaste werknemers, enkele tientallen vaste contractanten en een honderdtal klanten. Deze klanten variëren enorm in omvang van het contract. Sommigen gebruiken niet meer dan één rack, andere klanten hebben een eigen afgesloten ruimte. Dit laatste type klant vraagt meestal enkel housing-diensten, en verzorgt de rest van de diensten liever zelf. Dit zijn vaak hosting providers zoals Combell en Nucleus.
LCL houdt zich ook bewust af van de diensten die gespecialiseerde bedrijven als RealDolmen en Tobania aanbieden, merkt Van Reijen op: ‘Ten eerste zouden we hiermee in concurrentie treden met vele van onze huidige klanten, wat nooit goed is voor de onderlinge verstandhouding. Ten tweede vergt het aanbieden van dergelijke diensten totaal andere en voor ons nieuwe competenties, waar we heel wat tijd en geld in zouden moeten investeren. Zolang er voldoende groeimarge is voor ons in onze core business, zie ik geen reden om het ons op die manier moeilijk te maken.’
Van cloud ‘avant la lettre’ tot Cloud Hub
Nog voor er van cloud computing sprake was, boden LCL en soortgelijke datacenters aan bedrijven de mogelijkheid om hun server- en storagecapaciteit uit te besteden, al dan niet in het kader van een disaster recovery planning. Toen Amazon, Google en andere internationale spelers zulke capaciteit veel goedkoper konden aanbieden met hun cloud cumputing-diensten, leek dit voor vele datacenters een levensgevaarlijke nieuwe concurrent. Maar de voorbije jaren blijkt dit toch anders verlopen dan gevreesd.
Ten eerste bleven er heel wat partijen op zoek naar een cloud-achtige omgeving, maar dan met de garantie dat de gegevens binnen de landsgrenzen zouden blijven. Een garantie die de grotere spelers niet konden bieden, waar vele lokale spelers gretig op inspeelden. Vele van deze lokale aanbiedingen kwamen dan sowieso ook weer bij datacenters zoals LCL terecht.
Met de komst van de hybride cloud als compromis tussen kostefficiëntie en beveiliging van de gegevens veranderde de rol van LCL als datacenter nogmaals, stelde Van Reijen de voorbije jaren vast: ‘We worden als het ware een Cloud Exchange, een knooppunt van cloud providers, waar nationale en internationale leveranciers van clouddiensten elkaar vinden. Bedrijven kunnen bij ons hun eigen cloud aan de clouds van internationale spelers koppelen, zoals Azure, Amazon en Google. Maar ze kunnen ook via ons naar lokale cloudproviders schakelen, spelers die hen meer garanties kunnen bieden inzake kwaliteit, beveiliging en extra dienstverlening. Zo groeien wij als het ware uit tot een ecosysteem van cloud providers, waar haast vanzelf ook fysieke contacten groeien tussen grotere en kleinere spelers in de cloudmarkt.’ LCL telt intussen al meer dan 33 operatoren als klant.
Ook de komst van ‘internet of things’ als concreet zakenmodel zal nog voor de nodige groeimarge zorgen de komende jaren, weet Van Reijen. ‘Tot nu toe zagen we nog niet zo veel concreet hier rond gebeuren. Maar daar komt nu stilaan verandering in, met initiatieven zoals de samenwerking tussen Telenet en Engie, als reactie op de eerdere Proximus-initiatieven.’
Groeipotentieel niet uitgeput
Dit alles zorgt samen voor een stevige groei van de hoeveelheid data in het LCL datacenter. Op tien jaar vermenigvuldigde de hoeveelheid data met maar liefst 61 procent. ‘Maar de omzet helaas niet’, lacht Laurens Van Reijen. Toch ziet hij de groei ook voor de komende jaren niet afnemen: ‘Het wordt meer van hetzelfde wat ons kernaanbod betreft. Maar toch zullen we tegelijk blijven evolueren, bijvoorbeeld door nog meer mee te denken met de klant wanneer die overweegt om zijn data buitenshuis te plaatsen. Klanten die merken dat hun server room niet meer voldoet aan de 24/7-eisen die hen door virtuele winkels worden opgedrongen. Die beseffen dat alle onderdelen – van betaalterminals tot stock-informatie – moeten blijven draaien, en dat downtime eenvoudigweg geen optie is. De public cloud is voor hen vaak een brug te ver. Maar bij ons vinden ze een betaalbare oplossing die hen voldoende garanties biedt inzake uptime en connectiviteit. Hier vinden ze ook een groeipad naar een hybride cloud, hoe ze die ook willen configureren, dankzij ons rijk cloud-ecosysteem.’
Ook wie met de komst van software-defined networking op zoek is naar de nodige flexibiliteit in hun netwerk-infrastructuur, is bij LCL – het kruispunt voor de infrastructuur van talloze netwerk- en telecomoperatoren – aan het goede adres, besluit Van Reijen.
LCL 2.0
Wist u dat het LCL datacenter eigenlijk de tweede onderneming is van Laurens Van Reijen onder de naam LCL? Einde jaren ’80 startte hij een onderneming met deze naam die vooral actief was als telex-dienst. ‘Het waren de dagen van mobile radio trunking, en er was massaal behoefte aan glasvezelnetwerken. Wij wisten een licentie voor het leggen van glasvezelkabels te bemachtigen en zo groeide LCL in 2000 uit tot Eurofiber, gespecialiseerd in alle soorten glasvezelverbindingen. Enkele jaren later pas startte het datacenterverhaal voor LCL. Opvallend detail: het datacenter van LCL in Aalst maakt ook gebruik van het glasvezelnetwerk van Eurofiber.