Ik had voor deze column eerst 'Bont en Blauw' als titel gekozen. Maar dat was er misschien een beetje over. Een mens moet toch altijd een beetje genuanceerd blijven in het leven. Feit is wel dat IBM de laatste tijd (lees: jaren) wel in de hoek zit waar de klappen vallen. En vooral: het is een bedrijf waar blijkbaar niemand meer tevreden over is.
Ik herinner me een een artikel over de IBM-strategie dat we enkele jaren geleden schreven. Het ging over hun ommekeer: weg van hardware, eerst vooral naar diensten en vervolgens meer naar software. Hardware daar was niks meer mee te verdienen. Ik vermoed dat ze daar bij Apple vandaag anders over denken, maar laat ik maar niet te moeilijk doen.
Vervolgens ging Big Blue helemaal voor de grote it-trends: social en mobile, en vooral analytics en cloud. SMAC, zoals het wel eens wordt afgekort. Daar valt op zich wel wat voor te zeggen. Onderzoeksbureau IDC heeft het met deze vier trends over de zogenaamde third platform-technologieën. In 2020 wordt, volgens dat bureau, 40 procent van de ict-bestedingen gegenereerd door third platform-technologieën. Zet je daarop in, dan is je broodje gebakken.
Ontevreden
Helaas zijn we bij IBM nog wel even verwijderd van gebakken broodjes. IBM was één van die bedrijven die de laatste jaren eerder kromp, dan groeide. Tussen 2011 en 2015 daalde de wereldwijde omzet van IBM met bijna een kwart. Het aandeel kreeg een knauw. De laatste maanden is er wel wat beterschap, maar dat kan de jarenlange neergang niet verdoezelen.
Klanten letten steeds meer op hun centen en IBM moet hierop anticiperen. Het gevolg: een ontslagronde die ook ons land aandeed en waarbij zoveel mogelijk hoogwaardig it-werk vanuit Europa naar India wordt overgeheveld. Dat zoiets niet bepaald op gejuich bij de eigen medewerkers wordt onthaald, hoeft niet te verbazen.
Klanten ontevreden
Iedereen ontevreden, ook de klanten. Zo had IBM de twijfelachtige eer om dit jaar in de top drie te eindigen in de jaarlijkse outsourcing tevredenheidsstudie van Whitelane. In de omgekeerde volgorde weliswaar. IBM eindigde bij de laatste drie Belgische outsourcers. Nu valt er over dat onderzoek veel te zeggen, maar een echt goed resultaat is dat niet. En bovendien: IBM deed het veel minder goed dan vorig jaar.
Op zich is dat allemaal geen ramp. Het is het verhaal van de kreeft. Om te groeien en verder te evolueren moet je af en toe vervellen. Maar daar wringt het schoentje. Want net de nieuwe projecten en initiatieven geven bij IBM nog niet wat er van verwacht werd.
IBM is volop bezig met de toekomst, maar die toekomst is vandaag al. Ik weet wel dat er bijvoorbeeld van hun Watson-initiatief inzake analytics veel wordt verwacht. Maar anderzijds stootte ik bij het schrijven van een achtergrondartikel enkele weken op het recente Gartner quadrant over analytics platforms. En ook daar viel IBM behoorlijk terug.
Te weinig Champions League
Als IBM de volgende jaren een rol van betekenis wil spelen, zal het een tandje moeten bijsteken. Het bedrijf speelt mee met de belangrijkste trends, maar speelt zelden de eerste viool (enkele uitzonderingen zoals de langzaam maar zeker afkalvende mainframe-business even buiten beschouwing gelaten).
Hun public cloud dienst SoftLayer loopt bijvoorbeeld een stuk achter op Amazon (met AWS) en Microsoft (met Azure). En hun analytics-oplossing krijgt ook meer en meer concurrentie van partijen als Qlik, SAS Institute of Microsoft. Om het in voetbaltermen te zeggen: IBM speelt meer dan het zelf zou willen in de Europa League, en iets te weinig in de Champions League. En zoals de bekende voetbalcoach Jose Mourinho onlangs zei: ‘Nobody cares about the Europa League’.
Olifant
Ongeveer vijftien jaar jaar geleden schreef de voormalige IBM-baas Lou Gerstner zijn bekende boek ‘Who Says Elephants Can’t Dance?’ over de opmerkelijke come-back van IBM in de jaren negentig. En hoe hij de logge it-gigant wendbaar kon maken. Het is hoog tijd dat de olifant toont dat hij nog steeds kan dansen.