Elke werkdag behandelt Computable een onderwerp waarover lezers kunnen discussiëren. Vandaag over het nieuwe licentiemodel voor Windows Server 2016.
Microsoft verlaat het prijsmodel voor Windows-licenties per serverprocessor (technisch gezien: processorsocket) en kiest in plaats daarvan voor licenties per processorcore. Officieel is dit een gelijkschakeling met de kostenstructuur die Microsoft al hanteert voor gebruik van zijn clouddiensten. Het draaien van lokale, on-premise Microsoft-software valt zo qua licentiekosten in lijn met cloudafname en dus valt er beter te vergelijken. Hiermee gaat Microsoft ook mee in de trend van moderne servers die minder processors hebben, maar wel met aanzienlijk meer cores per processor.
Dit lijkt een financieel gedreven beslissing lijkt te zijn, die klanten met grote aantallen cores raakt én klanten met oudere multiprocessorservers. Tegelijkertijd brengt deze overstap voor licentieberekening ook een praktisch voordeel met zich mee. De per-core licenties kunnen organisaties dwingen om ontstane wildgroei met virtuele machines (vm’s) in te dammen of zelfs terug te dringen. Vm’s die binnen de oude processorgrenzen vielen, kunnen straks per-core een dure zaak worden. Tijd voor grip op vm-wildgroei. Wat vind jij?