Het einde van Windows Server 2003 oogt als een probleem, maar kan juist een buitenkans zijn. Organisaties kunnen van de overstap een sprong voorwaarts maken. Van oude serveromgevingen een stap overslaan en doorspringen naar hyperconverged.
Het is altijd lastig om helemaal bij te blijven met de nieuwste ontwikkelingen. Zeker zakelijk gezien; wanneer bepaalde investeringen zijn gedaan die zich in een bepaalde periode moeten terugverdienen. Dienstdoende ict-middelen zijn zeer waarschijnlijk nog niet afgeschreven wanneer de volgende ontwikkeling zich aandient. Laat staan dat budgetten en afschrijvingsperiodes flink veranderd kunnen zijn door een recessie, kredietcrunch, onvoorziene security-uitgaven en andere economische invloeden.
Wet van de remmende voorsprong, andersom
De wet van de remmende voorsprong is een bekend gegeven. Minder bekend is de andere kant van die wijsheid. Grofweg te omschrijven als de vrijheid van de flinke achterstand. Of de boost van zo’n achterstand. Organisaties die qua ict achterlopen, kunnen op een gegeven moment een dusdanig grote inhaaloperatie voor de kiezen krijgen dat die eigenlijk een buitenkans is. Namelijk de kans om een geheel nieuwe infrastructuur te ontwerpen en te implementeren. Het is bijna als met een schone lei beginnen.
Echt greenfield is zo’n moderniseringsslag natuurlijk niet te noemen, want er zal altijd legacy zijn die op één of andere manier mee moet naar de fonkelnieuwe omgeving. Die legacy kan bestaan uit oudere applicaties waar (nog) geen moderne vervanger voor is, of uit historische data, of ook uit bestaande business processen. Toch schuilt er een kans van haast startup-achtige proporties in een grote ict-modernisering, zoals nu afgedwongen door het aankomende einde voor Windows Server 2003.
Nog 14 procent in Nederland
Volgens uiteenlopende schattingen zijn er wereldwijd nog vele miljoenen servers die de 2003-versie van Windows Server draaien. Leverancier HP sprak een jaar geleden van elf miljoen stuks wereldwijd, maar het Britse it-bedrijf Camwood stelt nu dat er nog zo’n 24 miljoen oude servers dienst doen in Europa. Daarvan zouden er alleen al zo’n acht miljoen draaien in Groot-Brittannië. Dichter bij huis wist HP Nederland vorige maand te melden dat in Nederland nog 150.000 servers met Server 2003 draaien, met name in het mkb.
Marktonderzoeker Computer Profile rapporteerde begin deze maand dat Server 2003 in Nederland nog dienst doet bij 14 procent van de middelgrote en grote bedrijven. Dit Nederlandse percentage komt naar voren uit onderzoek dat is uitgevoerd onder ondernemingen met vijftig of meer werknemers. Kleinere organisaties vallen dus buiten dit beeld. Mogelijk dat dit de grote discrepantie verklaart tussen de miljoenen waar leveranciers als HP en migratiespecialisten als Camwood mee schermen. Uit de cijfers van Computer Profile komt wel naar voren dat het Nederlandse gebruik van Server 2003 tussen januari 2014 en januari dit jaar meer dan gehalveerd is.
Ontsnappen aan de oude omgeving
Microsoft zelf waarschuwt dat de klok afloopt voor zijn oude serverbesturingssysteem. De leverancier benadrukt net als onderzoeksbureau IDC de nieuwe kansen die komen met het overstappen naar een moderne omgeving. ‘Klanten moeten profiteren van deze migratie en dit beschouwen als een kans om te moderniseren en zich voor te bereiden op de volgende-generatie computers, waarbij de hybride en public cloud belangrijke componenten zijn van een volgende-generatie it’, aldus IDC in een whitepaper.
Wegvluchten van het straks niet langer ondersteunde Server 2003 is dus niet alleen om risico’s weg te nemen. De gedwongen overstap biedt ook de kans om te ontkomen aan de beperkingen en vereisten van de oudere ict-infrastructuur, ooit gebouwd met of zelfs rondom de oude Windows-versie. Nu komen nieuwe toepassingen in beeld, nieuwe gebruiksvormen, cloudmigraties of hybride clouds, en andere moderne mogelijkheden. In plaats van slechts een vervanging van de oude omgeving valt er aan vernieuwing te doen. Organisaties kunnen echt een stap verder zetten en meegaan in de trend van hyperconverged ict.
De volgende stap: hyperconverged
Hyperconverged is een volgende ontwikkeling in het gebruik van Iict-systemen. Ruud Mulder, lead storage architect bij Unisys, omschrijft het als de logische opvolger van converged infrastructuren. ‘Converged infrastructuren waren niets meer of minder dan predefined bouwblokken gebaseerd op ‘best of breed’ hardware. Groot voordeel was dat dit optimaal op elkaar afgestemd was waarmee je zogenaamde ketenproblematiek voorkwam.’ Nadeel hierbij is dat converged veelal hardware-gedreven is, legt Mulder uit, wat ‘de keuzevrijheid zeer beperkt’.
De gedeeltelijke ontmanteling van de tradtionele ict-silo’s – elk met eigen budgetten, aanschaftrajecten én beheer – schiet tekort voor huidige vereisten voor flexibiliteit en snelheid. ‘Hyperconverged speelt hier slim op in door te kiezen voor commodity-hardware met daarop een intelligente softwarelaag. Dit zorgt er voor dat hyperconverged systemen flexibeler zijn en gemakkelijker ingezet kunnen worden in de zogenaamde hybride it-omgevingen. Want alles wat software gedreven is, krijg je makkelijker in de cloud dan alles wat hardware gedreven is.’
Applicaties en architectuur
Software is niet alleen het bindmiddel voor hyperconverged systemen, het moet ook het beginpunt zijn voor organisaties. Het draait volgens Verron Martina, senior systems engineer bij Tintri, uiteindelijk altijd om support, hardware, beschikbaarheid, maar vooral om de applicatie. ‘Per slot van rekening is dat waar de centen mee verdiend worden. De business is afhankelijk van de beschikbaarheid en performance van applicaties (7×24 in veel gevallen).’
Het afstappen van oudere omgevingen, met dito applicaties, geeft zoals al gesteld, de mogelijkheid om de ict-infrastructuur te herzien. Kritisch onder de loep nemen dus. René Scholten, infrastructure architect bij Capgemini, benadrukt het belang van een goede architectuur. ‘Zoals bij zoveel dingen in het leven, begint alles met het bepalen van het doel: wat wil ik nu eigenlijk bereiken? Een huis begin je ook niet zomaar te bouwen. Je maakt eerst een tekening. Ook wel architectuur genoemd.’
Waar ga je heen?
De huidige vereisten voor het ‘ict-huis’ verschillen nogal met die van jaren geleden. Scholten pleit voor het ontwikkelen van een visie, het vervolgens maken van een architectuur om die dan te vertalen naar concrete oplossingen. ‘Ook een hyperconverged infrastructuur begint idealiter zo. Laat je dus niet gek maken door allerlei stress-reacties, maar denk na (niet te lang) en begin in het klein.’
Vanuit die kleine nieuwbouwsituatie moet er wel steeds goed getest worden of alle elementen in de nieuwe infrastructuur goed met elkaar overweg kunnen. Scholten: ‘Virtualisatie speelt daarin een grote rol. Alleen voor heel specifieke toepassingen heb je tegenwoordig nog een fysieke machine nodig.’ Hij schat dat 90 procent van de toepassingen tegenwoordig virtueel kan. ‘En dan heb je nog de keus of je die virtuele machines zelf host of ze ergens in de cloud onderbrengt. De architectuur bepaalt waar het heen gaat.’